Heerlijkheid JHWH drukt majesteit uit
De heerlijkheid (in het Hebreeuws: ”kabood”) van God drukt Zijn innerlijke wezen uit. Het Oude Testament stelt daarbij vooral het koninklijke aspect centraal, de majesteit van Jahweh (Statenvertaling: Heere).
Dat concludeert dr. P. de Vries in zijn proefschrift ”De heerlijkheid van JHWH in het Oude Testament en wel in het bijzonder in het boek Ezechiël” (uitg. Groen, Heerenveen), waarop hij woensdag aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) promoveert.Dr. De Vries, hersteld hervormd predikant in Waarder en (parttime) docent aan het Hersteld Hervormd Seminarie, typeert zijn dissertatie als een literaire studie met een theologische spits. „Zonder goede filologie is geen goede theologie mogelijk”, schrijft hij. De promovendus is op zoek naar de „semantische” betekenis van het woord ”kabood”. Hij is van mening dat een nauwkeurige studie van de tekst van het Oude Testament niet alleen leidt tot een beter zicht op de Heere, maar ook tot een beter zicht op het Nieuwe Testament.
Heiligdom
Dr. De Vries zet uiteen dat kabood als zelfstandige verschijningsvorm in het Oude Testament meestal in het kader staat van het heiligdom. Het opmerkelijke van het eerste visioen van Ezechiël is dat de profeet de kabood van God buiten de tempel en wel in Babel ziet. „De tempel is namelijk de plaats op aarde waar de kabood van Jahweh zich pleegt te manifesteren. Zowel de verschijning van de heerlijkheid des Heeren in Babel als het vertrek uit het heiligdom is voor de volksgenoten van Ezechiël schokkend geweest.”
Dat de kabood in Babel verschijnt, betekent dat Gods koningschap niet aan Jeruzalem gebonden is, aldus dr. De Vries. „Het vertrek van de heerlijkheid des Heeren werd veroorzaakt door de zonden van Israël. Het verbreken van het verbond door middel van het overtreden van Jahwehs wetten en inzettingen is de oorzaak van de ballingschap. De terugkeer uit de ballingschap is enkel en alleen het resultaat van het handelen van Jahweh, Die Zijn verbond gedenkt.”
De terugkeer van de heerlijkheid des Heeren is meer dan een herstel van de oude situatie, geeft de promovendus aan. „Het slotvisioen tekent een samenleving met een sterk hiërarchisch karakter die is gebaseerd op de mate van heiligheid. Het slotvisioen laat zien hoe de samenleving met de tempel als centrum geordend dient te zijn.”
Ezechiël staat op de grens van apocalyptiek en profetie. De profeet is volgens dr. De Vries radicaal op de toekomst gericht. Er is sprake van een radicale breuk met het verleden. „De tempel die hij in zijn slotvisioen ziet, heeft een hemels karakter. De inhoud van het visioen zal weliswaar op aarde werkelijkheid worden, maar die werkelijkheid krijgt wel een paradijselijk karakter. De toekomst heeft een karakter dat valt buiten de werkelijkheid zoals wij die nu kennen. In dit alles heeft Ezechiël de apocalyptiek voorbereid.”
Dr. De Vries promoveerde voor de tweede keer. In 1999 verdedigde hij aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) zijn dissertatie over „de betekenis van de gemeenschap met Christus in de theologie van John Owen.” „Ik heb altijd een grote liefde tot het Hebreeuws gehouden. Ik had na mijn eerste promotie zin om verder te gaan studeren, maar dan echt direct gericht op de Bijbeltekst zelf. Vooral door de colleges van dr. B. Maarsingh in Utrecht is mijn liefde voor het boek Ezechiël vermeerderd en het belang ervan voor de Bijbelse boodschap duidelijk geworden. Ezechiël is voor de christelijke kerk veel belangrijker dan vaak wordt vermoed.”
Zijn promotor, prof. dr. A. Brenner, is joods en ook nog een „uitgesproken feministe”, vermeldt dr. De Vries in het voorwoord. „Ik heb haar laten weten dat ik niet alleen een christen ben maar ook een orthodox-gereformeerd christen. Bij de supervisie die ik kreeg kwam ik telkens weer onder de indruk van de filologische kennis van mijn promotor. Bij alle theologische verschillen heb ik op een uitermate prettige wijze met haar kunnen samenwerken.”