Trekken
De onmacht van de mens tot het goede is gelijk zijn onwil. Als in deze tekst staat: Hij kan niet, dan moet men dit niet opvatten dat hij wel wil. Nee, nee, hij kan niet omdat hij niet wil, en hij wil niet omdat zijn wil zo wederspannig en hardnekkig is dat hij niet kan (zie Romeinen 8).Deze onmacht en onwil worden niet alleen gevonden in die of die persoon, maar in allen. De tekst zegt dat niemand kan, zodat wij niet moeten menen dat dit alleen geldt voor degenen die wat onvernuftiger zijn. Nee, er is niemand die verstandig is en er is niemand die God zoekt.
Als de mens nu zo onmachtig en onbekwaam is, is zijn staat dan ten enenmale buiten hoop? Nee, er is een middel, zegt de Heere Jezus, „…tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke.” De hoofdsom is nu: niemand is bekwaam tot Christus te komen dan die door de Vader getrokken wordt. Zolang iemand niet getrokken wordt, is hij onbekwaam om tot Christus te komen. De mens wederstaat van nature zolang als hij kan het trekken van God. „Gij wederstaat altijd de Heilige Geest”, zei Stefanus tot de Joden. Het is een krachtdadig trekken. Hij wordt getrokken van de zonden waaraan hij vastgekleefd zit. Hij wordt getrokken uit de macht van de klauwen van de satan, die hem gevangen houdt.
Florentius Costerus, predikant te Hoorn (De geestelijke mens, 1687)