Welgevallen
„Want de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid…” 2 Korinthe 7:10
Als de Heere wil komen en de eer van Zijn rechtvaardigheid vorderen, is er geen middel om dit te ontkomen, noch te vertragen. Dit kneust het hart en maakt dat de ziel radeloos is en geen uitvlucht meer heeft om zich te bevrijden van de slagen. De ziel werpt zijn wapens weg en valt de Heere te voet. Hij geeft zich over aan het vrijmachtig welbehagen van God.David zei tot Zadok, toen de Heere hem uit zijn rijk stootte: „Breng de ark Gods weder in de stad; indien ik genade zal vinden in des Heeren ogen. Maar indien Hij alzo zal zeggen: Ik heb geen lust tot u; zie hier ben ik, Hij doe mij zoals het in Zijn ogen goed is.”
Dit is de gestalte van een arme ziel. Zodra een arme zondaar op zijn voorrechten wil staan, zegt de Heere: Draag Mijn rechtvaardigheid en stel u teweer met al wat gij hebt, of doen kunt. De ziel antwoordt hierop: Ik ben uw knecht, Heere, doe mij zoals het in Uw ogen goed is. Ik kan mijzelf niet helpen. De ziel erkent dat het in Gods wil is te doen met hem wat Hem behaagt, naar Zijn welgevallen. Daarom likt hij het stof en zegt: God mag met mij doen wat Hij wil. Hij roept: Genade, Heere, genade voor deze arme benauwde ziel. O, antwoordt de Heere, wilt u barmhartigheid? Kunnen uw bidden en vasten u niet naar de hemel voeren?
Isaac Ambrosius,predikant te Preston
(”Leer der wedergeboorte”, 1660)