Belastingverhoging onontkoombaar
Binnenkort komen de twintig ambtelijke studiegroepen met hun bevindingen hoe de overheidsuitgaven op verschillende terreinen 20 procent omlaag kunnen. Zonder meer nuttig gezien het gat van –volgens de laatste CPB-sommen– 29 miljard in de overheidsbegroting. Toch jammer dat er eerst een crisis nodig is om eens kritisch naar alle uitgaven te kijken.
In het politieke debat wordt nauwelijks gesproken over de studiegroep die zich op dit moment richt op de andere kant van het huishoudboekje: de (belasting)inkomsten. Een belangrijke commissie, want hoewel niemand dol is op belastingverhogingen, lijken zij gezien de omvang van de problematiek onontkoombaar.Wat is de beste manier om het gat vanuit de andere kant van de begroting te vullen?
Eerst naar de uitgaven. Dat daarmee ‘iets’ moet gebeuren is duidelijk. Anders dan een bedrijf dat failliet gaat als het niet genoeg op de kosten let, heeft de overheid doorgaans nogal wat speelruimte. In eerste instantie kan zij geld lenen en als dat te gek wordt, kan ze nog de belastingen verhogen. Alhoewel dat lenen, zie Griekenland, uit de hand kan lopen.
Of het nu gaat over zorg, openbaar bestuur, de woningmarkt, onderwijs of sociale zekerheid, op al deze dossiers zal het moeilijk zijn om tot bezuinigingen te komen. En een dossier waarbij we dachten dat er toch geld was gevonden, het verhogen van de AOW-leeftijd, is na het vallen van het kabinet weer controversieel verklaard.
Het perspectief op een nieuwe overeenkomst tussen partijen na de verkiezingen is er niet beter op geworden. De kans is groot dat vier partijen het eens moeten worden. Dat kunnen dus wel eens lange en slepende onderhandelingen worden.
Dus moeten we kijken naar de inkomstenkant. Op zichzelf is elke belasting een verstoring, behalve belastingen die verstoringen verminderen. Denkdaarbij aan ongewenste bijeffecten van gedrag, zoals roken. Daar hebben we accijnzen voor.
Maar als je het er min of meer over eens bent dat alle uitgaven gewenst zijn (of je komt er niet uit hoe deze te verminderen), rest niets anders dan de inkomsten te vergroten. Dan is het goed om na te denken over de meest gewenste inrichting van het belastingstelsel.
Een systeem van inkomstenbelastingen heeft, naast het doel om geld binnen te halen, natuurlijk ook nog herverdeling van inkomens als gevolg. Waarbij er altijd een afruil is tussen ongelijkheid en doelmatigheid: hoe meer je moet afstaan bij elke extra verdiende euro, hoe gelijker de inkomens. Maar hoe minder je overhoudt van elke extra verdiende euro, hoe minder het loont om harder te werken.
In belangrijke mate is dit een politiek vraagstuk, waarbij links wordt geassocieerd met een progressiever belastingsysteem dan rechts. Hierbij is wel duidelijk dat erg hoge marginale belastingtarieven de economie schaden. Aftrekposten en toeslagen zorgen er echter voor dat de progressiviteit van het belastingstelsel nog wel meevalt. Maar die verstoren de werking van de economie weer.
Een andere kandidaat voor belastingverhoging is de vennootschapsbelasting. Na de ‘race to the bottom’ van de afgelopen jaren, waarbij veel landen knokten om de aantrekkelijkste vestigingsplaats te zijn, wellicht niet zo’n raar idee. Alle (westerse) landen kampen immers met dezelfde begrotingsproblemen. Dus een gecoördineerde belastingverhoging voor bedrijven zou goed mogelijk zijn.
Dit is echter niet alleen maar vervelend voor de bedrijven in kwestie. Het kan ook ongewenst gedrag uitlokken. Zolang rentelasten aftrekbaar blijven voor de winstbelasting is de verleiding groot om een deel van de activiteiten met vreemd vermogen te financieren. Ook kan het ten koste gaan van de langetermijninvesteringen en het groeipotentieel van de economie. Iets wat we nu juist niet willen.
Als we toch een kandidaat moeten kiezen voor belastingverhoging: dan maar hogere btw en accijnzen. En dan het liefst gecoördineerd en geharmoniseerd in Europa. Want als we iets zeker weten, is dat alle Europese landen moeite zullen hebben hun begroting op orde te brengen. En hopelijk gaat de rapportage van de studiecommissie over de zelfkant van de begroting de komende tijd nog wat constructieve inzichten op-leveren die in de verkiezingsprogramma’s worden meegeno-men. Want wees nu eerlijk: wie gelooft nu dat een nieuw kabinet het überhaupt over econo-misch beleid eens gaat worden?
De auteur is econoom bij Rabobank Nederland.