Specialisatie in ei van Columbus
De 36.000 scharrelkippen van Kees de Jong uit Waddinxveen zijn nog steeds goed aan de leg. „De vogelpest waait tot nu toe wat langs me heen.” Toch maakt hij zich zorgen over de toekomst van de Nederlandse pluimveehouderij.
Buitenstaanders weert De Jong van zijn bedrijf. Direct na het bekend worden van de vogelpest sloot hij zijn vier stallen bijna hermetisch af. „Ik moet er niet aan denken dat mijn kippen wat zouden krijgen.”
Iedere ochtend om zeven uur inspecteert de boer zijn stallen. De 36.000 scharrelhennen leggen dagelijks ongeveer 33.000 eieren in speciale nesten, waarna de eieren automatisch met een transportband naar de inpakruimte worden gebracht. De eitjes gaan vervolgens met een vrachtwagen naar de eierhandel.
De Jong produceert twee soorten merkeieren: volaren en columbus. „Vooral de laatste soort is interessant. Door de kippen speciaal voer te geven produceren ze eieren met een vetzuursamenstelling die hetzelfde is als vis. Hierdoor zijn de Columbus-eitjes goed tegen hart- en vaatziekten.”
Het opvallende in de pluimveehouderij is de specialisatie. De leghennen vormen slechts een schakel in een lange keten. „Het begint met bedrijven die moederdieren houden. Zij produceren eieren die in drie weken tijd bij broederijen worden uitgebroed. Vervolgens gaan de kuikens zeventien weken naar opfokbedrijven, waarna de jonge kippen naar mij komen.”
Als de hennen twintig weken oud zijn, beginnen ze eieren te leggen. Dat doen ze zo’n 56 weken. Daarna gaan de dieren naar de slachterij waar ze worden verwerkt tot bouillon en dergelijke. „Voor de vleesconsumptie zijn de leghennen dan niet meer geschikt. Ze hebben meer dan duizend vlieguren”, zegt de boer grappend.
Dat de sector zo gespecialiseerd is, heeft het nadeel dat er veel met dieren wordt gesleept. Volgens De Jong kan het niet anders. „Als je al het pluimvee -van moederdier en kuikenproductie tot leghennen- in een gesloten systeem op één bedrijf wilt houden, heb je miljoenen dieren nodig, maar dat kan op een gezinsbedrijf niet. Dan moet je kiezen voor mammoetbedrijven zoals in Rusland.”
De pluimveehouder richt zich liever op één stukje. „Daar willen we ons in professionaliseren. Je moet zoeken naar meerwaarde met een grotere marge. Gezien de hogere kostprijs in Nederland moeten we dat ook wel, want wij kunnen niet concurreren met goedkopere bulkproducten uit landen als Thailand en Brazilië.”
Door het uitbreken van de vogelpest laait de kritiek op het dierenwelzijn in de sector weer op. „Dat daar meer op wordt gelet, vind ik goed, maar we moeten ook oog hebben voor de economische mogelijkheden, want aanpassingen kosten geld. Het probleem is dat weinig burgers bereid zijn meer te betalen voor welzijnsvriendelijker producten”, stelt De Jong, die ook bestuurder is bij de Nederlandse Organisatie Pluimveehouders (NOP).
Hij benadrukt dat meer dierenwelzijn ook nadelig kan zijn voor de gezondheid van de kippen. „Scharrelkippen hebben een grotere kans om ziek te worden, omdat de dieren elkaar gemakkelijker aansteken. Bij sommige boeren hebben de scharrelkippen een uitloop naar buiten, maar opvallend is dat juist deze bedrijven het eerst werden geconfronteerd met vogelpest. Blijkbaar hebben ze het virus buiten opgelopen. We moeten dus goed opletten hoe we met dierenwelzijn omgaan.”
Voor de Nederlandse pluimveehouderij staat er veel op het spel. „Belangrijk is dat de vogelpest zich niet verspreid naar Brabant en Limburg. Dat zou catastrofaal zijn. Maar ook als dat niet gebeurt, zal het een paar jaar duren voordat de sector zich heeft hersteld.”
De Jong vindt dat de getroffen bedrijven moeten worden geholpen. „Er is nu al een tekort aan kuikens. Daarom zouden de gedupeerden voorrang moeten hebben bij de herbevolking. Wij moeten hen helpen en niet kiezen voor ons eigenbelang.”
Dit is het derde artikel in een serie over de pluimveeketen. Dinsdag verschijnt de volgende aflevering over de slachterij.