Schrijvers schrijven hun ‘jongere ik’
De Boekenweek van dit jaar cirkelt om jeugd, jong zijn en opgroeien. Natuurlijk met een link naar de letteren. Het motto, ”Titaantjes. Opgroeien in de letteren”, maakt dit duidelijk.
Als uitwerking van dit thema gaf de stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB) een boek uit waarin 75 schrijvers een brief schrijven aan hun ‘jongere ik’. De titel luidt: ”Titaantjes waren we. Schrijvers schrijven zichzelf”.In het voorwoord licht het CPNB de opzet van het boek toe: „De vooraanstaande positie van de Boekenweek kon alleen bereikt worden dankzij de onafgebroken steun en inzet van schrijvers. Hoe kunnen we dan ons 75-jarig jubileum passender vieren dan werk van 75 hedendaagse Nederlandstalige auteurs bijeenbrengen in één boek, dit boek? De Stichting CPNB vroeg schrijvers van proza en non-fictie, dichters en kinderboekenauteurs om een brief aan hun jonge ik te schrijven. „Wat had je toen willen weten wat je inmiddels te weten bent gekomen?””
Vrijwel alle uitgenodigde schrijvers wilden graag meewerken. Arnon Grunberg niet. Geen tijd, meldde hij, maar ook: „(…) ik zou niet weten wat ik anders aan mijn jongere alter ego zou kunnen schrijven dan „het was beter geweest als je niet was geboren.”” Er bestaan schrijvers die minder eerlijk zijn over de consequentie van hun wereldbeeld.
Wat valt er allemaal te lezen in dit boek? Er zijn schrijvers die hun jongere ik echt als een kind benaderen. Maar de meesten schrijven een brief waarin tal van literaire kwesties aan de orde zijn. Bijvoorbeeld A. F. Th. van der Heijden. Hij focust op het jaar 1972, toen hij verwoed bezig was met een roman. Het manuscript werd afgewezen door uitgeverij Thomas Rap. Daarover maakt hij zich nu nog kwaad.
Ook haalt hij zijn gram over ervaringen die hij opdeed met literaire vriendschappen. Door ene Jaap Scholten werd Van der Heijden benadeeld, de man ontving per ongeluk post die voor Van der Heijden bestemd was, en deed daar onaangename dingen mee. Dat zoiets kan gebeuren weet de jonge schrijver natuurlijk nog niet en daarom legt de volwassen schrijver het eventjes haarfijn uit.
Ook bereidt hij hem voor op de neerlandistiek, die verraad pleegt aan de literatuur. Van der Heijden heeft vanzelf niet het hele vakgebied op het oog, want hij hoeft niet te klagen over bewondering en aandacht. Maar er is een hoogleraar die hem mateloos ergert: Thomas Vaessens. Deze baarde een paar jaar geleden opzien met een boek over de maatschappelijke betekenis van literatuur. Vaessens wil serieus aandacht schenken aan romans die in de breedte van de samen-leving worden gelezen. Dat is pulp, vindt Van der Heijden: „Zijn verraad is neergelegd in een boek: ”De revanche van de roman”. Twintig ben je nu. Lees het, straks. Je zult bijna zestig moeten worden om, met of zon-der leesbril, je ogen niet langer te geloven.”
De theoloog Nico ter Linden is ook aanwezig in dit boek. „Weet je nog, je wilde schrijver worden”, schrijft hij aan de jonge Nico. „Doen wat schrijvers doen: zomaar met woorden een wereld scheppen, met mensen erin en dieren, bomen, net als God, zeg maar.” Even verderop: „Dat de bijbelverhalen, hoe je ze verder ook bekijkt, tot de wereldliteratuur behoren, ging je wonderlijk genoeg pas veel later beseffen. Ze schrijven bovendien de heilige Name van God, zij het in geheimtaal. Om die taal te ontsluieren, ben je toch nog schrijver geworden. Verhalen voor onder de kerstboom, maar je hoefde ze dus niet zelf te verzinnen, want veel fantasie heb je niet. Dat had je moeder al vroeg in de gaten.”
Is dit boek een aanrader? Niet per se. Hier en daar staan aardige dingen, maar groots en indrukwekkend is het niet. Je moet van dit type boek houden om het te willen aanschaffen.
Titaantjes waren we. Schrijvers schrijven zichzelf,uitg CPNB, Amsterdam, 2010; ISBN: 978 90 5965 105 0; 300 blz.; € 10,-.