Zending, project van de gemeente
Met het adoptieprogramma ”Deelgenoten” wil de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in Driebergen de zending brengen waar ze thuishoort: bij de plaatselijke gemeente.
De inkomsten van de GZB lopen terug, bleek vorige maand bij het opmaken van het boekjaar 2002. De organisatie ontving ruim 4 miljoen euro aan inkomsten, 3 procent minder dan het jaar ervoor. Collecten tijdens kerkdiensten behoren tot de belangrijkste inkomstenbronnen, zegt B. Stolk, coördinator binnenland van de GZB. Hij toont zich bezorgd over de ingezette daling. „We zitten aan het plafond van onze mogelijkheden. De reserves hebben na een afbouw van een aantal jaren nu het absolute minimum bereikt. Nieuw werk kan alleen worden gefinancierd als gemeenten hiervoor de gelden beschikbaar stellen.”
Het adoptieprogramma ”Deelgenoten” is bedoeld om jongeren en ouderen in de gemeenten meer betrokken te maken bij het zendingswerk. Het programma beoogt de plaatselijke gemeente die zelf nog geen zendingswerker heeft uitgezonden, ”deelgenoot” te maken van het werk. De gemeente kiest met hulp van de GZB voor het adopteren van een concreet stuk zendingswerk met de daarbijbehorende zendingsarbeider uit de regio of classis. Stolk: „De gemeente zorgt voor ondersteuning in geestelijke en materiële zin en brengt een deel van de gelden bij elkaar om het werk en de werker te kunnen betalen. Zo’n gemeente die iemand uitzendt, gaat helemaal mee in de zendingsbeweging. Je merkt het in de voorbede en in de prediking. Er worden acties op touw gezet en er komen gelden vrij. De mensen geven niet meer aan ”de GZB”, maar aan het eigenlijke zendingswerk, waarvoor de gemeente primair verantwoordelijk is, aan een zendingswer- ker(sgezin) van vlees en bloed.”
Stolk maakt een sommetje. „Stel je voor: om bijvoorbeeld toerustingswerk in Afrika door een zendingswerker mogelijk te maken is een bedrag van 50.000 euro per jaar nodig. Je deelt dit bedrag dan op in honderd deeltjes van 500 euro. Een gemeente zou dan een of meer delen van 500 euro voor haar rekening kunnen nemen.”
Voor de GZB zijn, soms in samenwerking met andere organisaties, meer dan 85 werkers dienstbaar in het wereldwijde Koninkrijk van God. Niet elke gemeente heeft dus een eigen werker. Daarom wil de GZB vooral op regionale en classicale basis voorlichting geven. De ene gemeente zou dan een deel van de kosten van een zendingswerker voor haar rekening kunnen nemen, die vanuit een andere gemeente is uitgezonden. Het gaat er in elk geval om dat de zending een gezicht krijgt, onderstreept Stolk. „Als de gemeente een eigen zendingswerker steunt, ontstaat er een beweging in de gemeente. Het zendingswerk wordt concreet, het gaat leven.”
In 1999 startte de hervormde zendingsorganisatie ontmoetingsavonden met zendingscommissies onder het motto GZB-InterActief. „We kwamen tot de ontdekking dat we eigelijk te weinig luisterden naar wat er in de gemeenten, binnen de zendingscommissies, leeft. Om echt namens de gemeenten te werken, moet je je oor te luisteren leggen bij de commissies om te weten wat echt nodig is. In het land hebben we toen regionale bijeenkomsten belegd, waardoor we als GZB met de zendingscommissies in gesprek kwamen. Ook kwamen de zendingscommissies onderling met elkaar in gesprek, en deden zo ideeën op.”
De GZB wil met de nieuwe serie InterActief-avonden een stap verdergaan. Met het adoptieprogramma moet de verantwoordelijkheid voor het zendingswerk nog meer bij de plaatselijke gemeente komen te liggen. De GZB heeft een powerpointpresentatie gemaakt en een handleiding geschreven. Daarin komen onder meer vragen aan bod als: Hoe organiseer je een collecte? En hoe kun je het best een gemeenteavond invullen? Volgende week woensdag start in Putten de eerste regionale avond; donderdag volgt Wierden, en begin april Houten, Zwijndrecht, Hardinxveld-Giessendam en Barneveld. „Het zou mooi zijn als we aan het einde van de avonden meer kunnen zeggen dan alleen dat het fijn was met elkaar. Dit laatste is ook nodig, maar het gaat er vooral om dat de motivatie sterker wordt om in de eigen gemeente te zoeken naar mogelijkheden om meer dan ooit delen van het zendingswerk voor eigen rekening te nemen. Het adoptieprogramma biedt hiervoor prima mogelijkheden. Verder is het inzicht van belang dat het niet alleen gaat om geld, maar ook om concrete betrokkenheid. Gemeenten krijgen zicht op Gods wereldwijde heilswerk. Er gaat letterlijk een wereld open. Hierbij is de rol van de zendingsarbeider van eminent belang. De gemeente die via adoptie bij een stuk werk betrokken raakt, zal het werk van de zendingsarbeider op de voet kunnen volgen bijvoorbeeld via de rondzendbrieven en tijdens voorlichtingsbijeenkomsten”, aldus Stolk.
Het is natuurlijk niet de bedoeling dat de nieuwe aanpak ten koste gaat van de opbrengsten van de vier collectes die volgens het landelijk collecterooster van de Hervormde Kerk gehouden zouden moeten worden, vervolgt hij. „Uiteindelijk gaat het erom dat door de nieuw gegenereerde gelden nieuw werk mogelijk wordt.” Stolk plaatst een kanttekening. „Het kost relatief veel inspanningen om het zendingswerk onder de aandacht te brengen van de achterban. De ervaring leert dat medisch-sociale projecten eerder tot een positief geefgedrag leiden dan de zendingsnotie waarin het behoud van mensen en het winnen van zielen voor Christus centraal staan.”
De coördinator binnenland wijst erop dat al het zendingswerk gedragen wordt in het besef dat de Geest moet meekomen in al het handelen. „Maar dat sluit onze arbeid niet uit. Het gaat om hoofd, hart en hand.”