Bemoeizorg voor probleemgroep met laag IQ
Zwakbegaafde mensen met ernstige gedragsproblemen zouden geholpen zijn met meer drang en bemoeizorg, meent prof. dr. Robert Didden.
Nederland telt naar schatting 400.000 mensen met een licht verstandelijke beperking (IQ 50-70) of zwakbegaafdheid (IQ 70-80).Tenminste 10.000 van hen hebben ernstige gedrags- en psychische problemen. Voor allemaal geldt: ze redden het niet alleen in de samenleving. Met het grootste deel van hen gaat het goed: degenen die bijvoorbeeld uit hechte gezinnen komen, dagbesteding of werk hebben en ondersteuning krijgen. Zij kunnen later met hulp van buitenaf ook zelfstandig wonen.
Er is echter een kwetsbare groep: degenen met ernstige gedragsproblemen. Vroeger werden deze mensen vaak ondersteund door familie of vonden ze een plek in gezinsvervangende tehuizen. Die vangnetten zijn weggevallen en de overheid vindt dat we steeds meer zelfstandig, al dan niet met hulp en mantelzorg, moeten regelen.
De maatschappij wordt steeds ingewikkelder. Kun je dat niet bijhouden dan mis je de aansluiting. En niet in de laatste plaats: reguliere hulpverlening is niet toegerust voor mensen met meervoudige problematiek, dus mensen met verstandelijke beperkingen en sociale en psychische problemen.
De groep waarmee het niet goed gaat is meestal opgegroeid in kansarme omstandigheden. Ze zijn door hun levensgeschiedenis vaak getraumatiseerd, hebben foute vrienden, geen werk of dagbesteding en komen in aanraking met drugs en criminaliteit. Een aantal pleegt (herhaaldelijk) delicten en komt in detentie terecht. Ze willen geen hulp of zetten zich af tegen hulpverlening.
Deze groep zou geholpen zijn met meer drang en bemoeizorg. In de regulieren hulpverlening weet men vaak niet goed raad met hen. Ze kunnen hun beperking vaak goed camoufleren, waardoor een behandeling niet van de grond komt of niet aanslaat. De reguliere behandelprogramma’s zijn niet geschikt omdat ze een te groot beroep doen op inzicht en zelfredzaamheid.
Hulpverleners moeten daarom meer bekend raken met de onderliggende problemen van deze groep. Belangrijk punt is het herkennen van de beperking. Behandelaars moeten minder inzetten op gesprekstechniek en waar mogelijk de omgeving van de cliënt bij de behandeling betrekken. Een van de belangrijkste taken van hulpverleners is cliënten te motiveren dat ze hulp leren accepteren.
In Rotterdam is onlangs een initiatief genomen om groepen mensen die op straat leven aan te spreken en zorg op te dringen. Zo’n aanpak is een kans om het ook voor hen als individu beter te kunnen maken.
De auteur is bijzonder hoogleraar orthopedagogiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Op 25 maart houdt hij zijn oratie “Verstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsproblemen tussen wal en schip”.