De wet
„Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” Johannes 3:3
Een ziel zit onder het gehoor van de waarheid en zoekt geen uitvlucht om de geopenbaarde waarheid te weerstaan. Wanneer de Heere komt om die ziel te overtuigen van zonde en goddeloosheid, zal Hij de ziel zo doen verstommen dat zij zich niet meer zal kunnen verantwoorden. Zij zal zich met uitvluchten niet meer kunnen behelpen.De predikant zegt: God haat zo’n zondaar. De Heere haat mij ook, zegt de ziel, want ik ben schuldig aan die zonde. Zo wordt dikwijls een zondaar, wanneer hij in de kerk komt, in zijn gemoed verlicht, als het de Heere belieft in hem te werken. De predikant treft zijn verdorvenheden als in zijn boezem, beantwoordt al zijn vragen en verwerpt al zijn tegenwerpingen. Hierop raakt de ziel verbaasd en zegt: Is het zo gelegen? Is het waar wat de predikant zegt? De Heere dan zij mijn ziel genadig. Ik ben de ellendigste zondaar die er ooit geboren werd.
Gij die uw zonde niet kent, ga naar de Wet, opdat u ze bij overtuiging zien mag. Zie in haar spiegel en wil dan al uw zonden in een bundeltje samenknopen. Al zo veel zonden gedaan tegen God Zelf, in overtreding van het eerste gebod.
Isaac Ambrosius
(”Leer der wedergeboorte”, 1660)