Vergrijzing
Emeritus hoogleraar Bernard van Praag schrijft in Socialisme & Democratie (jaargang 67 nummer 1/2) over ”Het hete hangijzer van de vergrijzing”. De laatste decennia zijn we getuige van een demografische structuurverandering. Het aantal kinderen per vrouw neemt af en de levensverwachting neemt toe. Politici schenken daar nauwelijks aandacht aan. Hun tijdshorizon is beperkt en impopulaire maatregelen stelt men graag uit.
In 1950 was er één oudere op zeven actieven, nu is die verhouding een op vier en halverwege deze eeuw zal het vermoedelijk een op twee zijn. Het is duidelijk dat dit een dramatische invloed heeft op economie, welvaart en welzijn.De veroudering van de beroepsbevolking zal de groei van de arbeidsproductiviteit remmen. Het grote kapitaalaanbod van de pensioenfondsen zal leiden tot een druk op de kapitaalmarktrente en dus tot lagere rendementen. Bovendien zal de vergrijzing ook leiden tot grotere overheidsuitgaven voor bijstand, AWBZ, zorg, openbaar vervoer en woningbouw. De welvaartsstaat is niet te handhaven.
Verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd is derhalve onvermijdelijk. Het werk moet worden aangepast aan wat de oudere werknemer nog kan. Dat zal ook consequenties hebben voor zijn salaris. Verder pleit Van Praag voor een pronatalistische politiek waardoor de dreigende bevolkingskrimp wordt tegengegaan. Bovendien zou vrijwillige euthanasie moeten worden toegestaan. Dat bespaart op het zorgbudget!
In Sociologie magazine (jaargang 18 nr. 1) presenteert Anne van Putten haar proefschrift over de invloed van de ouders op het arbeidspatroon van hun kinderen. Veelgebruikte verklaringen op basis van het individuele opleidingsniveau, de inkomensratio tussen partners en het aantal kinderen blijken onvoldoende te zijn als het gaat om het relatief lage aantal arbeidsuren van vrouwen. Vandaar dat zij haar onderzoek richtte op het gedrag en de praktische hulp van ouders als beïnvloedende factoren.
De resultaten suggereren dat vrouwen en mannen zich bij de verdeling van huishoudelijk werk spiegelen aan het vroegere gedrag van hun ouders. Moeders beïnvloeden hun dochters en vaders hun zonen. Dat geldt echter weer niet voor de kinderverzorging. Bovendien komt die beïnvloeding meer tot stand door hun feitelijke gedrag, dan door de opvatting die zij uitdroegen.
Moeders blijken ook meer op de arbeidsmarkt te participeren wanneer zij hulp ontvangen van hun ouders bij routinematig huishoudelijk werk. Verrassend genoeg is er geen verband als het gaat om het overnemen van de zorg voor de kinderen door de grootouders. Maar wellicht is dit een manco in het onderzoek. Er bestaat ook geen verband tussen het aantal arbeidsuren van mannen en vrouwen op middelbare leeftijd en het verlenen van praktische hulp aan hun bejaarde ouders.
In Wapenveld (60e jaargang nummer 1) stelt oud-journalist Marcel ten Hooven dat de verdraagzaamheid in Nederland lijdt onder de meerderheidsdwang. Van seculier links tot rechts tekent zich een ad-hocverbond af dat zich inzet voor de inperking van de vrijheid van onderwijs. Te beginnen bij de islamitische scholen. Maar in feite is elke orthodoxie verdacht.
Breder gezien valt er in de politiek een groeiende weerstand te constateren tegen alles wat vreemd is en afwijkt. Men spreekt graag over ‘wij’ en ‘ons’. Dat wijst op een opkomend populisme, waarbij het volk staat tegenover de anderen. Ook het CDA doet daar aan mee.
Ten Hooven verwijst in dit verband naar James Kennedy, die al eerder signaleerde dat er in plaats van de vroegere levens-beschouwelijke minderheden een liberale, seculiere en blanke meerderheidscultuur is ontstaan. Het gevaar is reëel dat die meerderheid haar macht misbruikt om door middel van staatsingrijpen haar waarden aan de samenleving op te leggen.
Vrijheid van godsdienst, van onderwijs en van vereniging worden dan gezien als een belemmering voor de emancipatie van het individu tot een vrije persoonlijkheid: iemand die vrij is van de dwang van de groep of het gezag van een geloof.
Het ongeduld over de problemen met de integratie van moslims en andere allochtonen stimuleert de roep dat de overheid de vrijheid van etnische en religieuze gemeenschappen moet inperken. Men voelt zich aangesproken door de Franse traditie van het laïcisme. In Frankrijk wordt alles buitenshuis gerekend tot het publieke domein, waar de staat regeert en religie niet relevant mag zijn. Dat staat echter haaks op de Nederlandse traditie.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl