Dagelijks brood is niet vanzelfsprekend
Bidden voor iets wat vanzelfsprekend is, dat valt niet mee. Voor gewas en arbeid bijvoorbeeld. Vanwege de economische crisis licht de zegen van arbeid weer op, maar hoe zit dat met ”gewas”, ons voedsel? Om dat weer te waarderen is het nuttig diegenen in gedachte te houden die hongerlijden of ondervoed zijn.
Maar wat weten we er eigenlijk van? Honger in de wereld. Het is een vaak gehoorde zin, maar veelal zo clichématig gebruikt, ter ondersteuning van eigen visie, geloof of opvatting.De in Hongkong gevestigde mensenrechtenorganisatie Asian Human Rights Commission (AHRC) wil af van vaag gepraat over honger. De organisatie is sinds enkele jaren met een ”Hunger Alert Programme” actief. Daarmee wil zij de slachtoffers van honger en ondervoeding uit de anonimiteit halen en het verhaal van hun lijden vertellen. En: lezers oproepen tot ‘verzet’ door protestbrieven te schrijven naar verantwoordelijken.
Vooral vanuit India komen veel schrijnende verhalen, en die staan model voor talloze andere in landen zoals Pakistan, Bangladesh, Sri Lanka. Uit de verhalen blijkt dat hongerdoden vaak slachtoffers zijn van corrupte en discriminerende bestuurders. Straatarme families behoren veelal tot de dalits, de laagste kaste in India, en tot de adivasi, de tribale volken, maar ook gezinnen met gehandicapten zijn nogal eens de dupe van corruptie en discriminatie door lokale bestuurders, dorpshoofden en dorpsgenoten.
Voor de allerarmsten zijn er in India tal van speciale programma’s, fondsen en voorzieningen. Maar lokale overheden moeten ervoor zorgen dat dat alles ook daadwerkelijk bij de armen komt. En dat is nog al eens te veel gevraagd. Corrupte ambtenaren steken al dat beschikbare geld liever in eigen zak. De gevolgen voor de gedupeerden zijn vaak verschrikkelijk.
Zo was de lijst die de AHRC eind vorig jaar per e-mail verstuurde indrukwekkend lang. Maar liefst 22 kinderen en 2 moeders waren door ondervoeding omgekomen, meldde de organisatie. Ze woonden in een viertal dorpen in de Indiase deelstaat Madhya Pradesh en waren tussen 13 augustus en 10 oktober gestorven als gevolg van ondervoeding.
Een kleine greep uit de lijst met namen: Rajwati Roshabh, 4 jaar, op 25 september; Ramavtaar Shaksudan, 6 jaar, op 12 september; Archana Lallu bhaiya, 3 jaar, op 9 september; Ajeet Suryawali Loni, 10 jaar, Kuber Kemla Baiga, 28 jaar.
Veel kinderen kwamen uit Ramgarh, een klein dorp bewoond door twee stammen, de Baiga en de Gond, en door dalits, de laagste kaste in India. Ze leven er vanouds van wat het bos voortbrengt, maar dat mag niet meer sinds het deel uitmaakt van het tijgerreservaat Sanjay Gandhi. De meeste bewoners zijn daarom al jaren afhankelijk van overheidssteun. Die steun staat als een huis als je de namen van al die beschikbare fondsen hoort. Maar grove nalatigheid en hardnekkige corruptie van de kant van dorpsbestuurders en ambtenaren maken nogal wat hulp tot een loze belofte. Zo bleek geen van de 22 kinderen geregistreerd in de boeken van de hulpverlenende instanties en „bestonden ze dus niet.” Dat in diverse afgelegen dorpen kinderen lagen te sterven van ondervoeding en door aan ondervoeding gekoppelde ziekten, „wist niemand” van de autoriteiten.
Op 11 januari van dit jaar kwam het bericht van de dood van Bhuje Naik, moeder van zeven kinderen en afkomstig uit Karangmal, een dorp in de Indiase deelstaat Orissa. Ze overleed op nieuwjaarsdag na een maandenlang gevecht tegen honger, uitputting en ziekte. Haar man was vorig jaar overleden aan tuberculose. Bhuje Naik bleef achter met zeven kinderen, onder wie Uma, een verstandelijk gehandicapt meisje van 16. Bhuje bezat geen land en had geen regelmatig inkomen. Toen ze zelf ziek werd, moesten twee van haar dochters, de 14-jarige Lally en Dolly van 13, van school af om als dagloners op het land te werken. Bhuje had recht op goedkope rijst –ze stond met haar gezin geregistreerd als BPL’ers, mensen onder de armoedegrens– en kon die rijst in de overheidswinkel kopen. Maar zelfs daarvoor verdienden de twee meisjes te weinig.
Niemand die hen intussen te hulp kwam en pas nadat de lokale media aandacht aan hen besteedden, waren de autoriteiten in het dorp bereid hun extra steun te verlenen. Het dorpshoofd beweert niet te hebben geweten dat Bhuje de status van BPL’er had, maar mensenrechtenorganisaties geloven hem niet en beschuldigen hem van grove nalatigheid en van discriminatie jegens arme tribale families.
En dan is er het verhaal van Kumari Sunita, een 30-jarige dalitvrouw uit Majhgawan, een dorp in Madhya Pradesh. Ze stierf in december vorig jaar aan ondervoeding. De bestuurders in het dorp hadden Kumari’s familie al vijf jaar lang niet erkend als BPL’ers, en ook andere steun waar ze recht op hadden –zoals werkgelegenheid en steun voor de allerarmsten, het zogenaamde AAY-programma– hadden ze niet gekregen. Samen met haar vader bedelde ze dagelijks wat brood bij elkaar, maar dat kon niet voorkomen dat ze ernstig ondervoed raakte. Vier dagen voor haar dood bleek ze zelfs niets meer gegeten te hebben. Wie intussen wel zo’n AAY-status had? De zoon van het dorpshoofd. Die werd er dan ook direct van verdacht de lijst van allerarmsten te hebben vervalst om zijn zoon een extraatje te kunnen geven. Ook de tien maanden oude Gundru Bariha en Siba Prasad Bariha (3 jaar) stierven als gevolg van ernstige ondervoeding. Dat gebeurde september vorig jaar. Twee dagen later overleed ook hun moeder, de 35-jarige Bimla Bariha. Haar man Jhintu Bariha hield het een maand langer vol, hij overleed op 7 oktober. Een 7-jarig jongetje –Ramprasad– is de enige van het gezin die nog leeft.
Het gezin woonde in Buromal, een dorp in Orissa. Jhintu werkte er als landloze loonarbeider, maar werd door ziekte uitgeschakeld. Ondanks de moeilijke toestand van het gezin kreeg Jhintu niet de status van BPL’er. Daardoor gingen ook tal van andere hulpprogramma’s, zoals medische zorg en extra eten voor de kinderen, aan zijn neus voorbij. Op de BPL-lijst van de plaatselijke bestuurders kwam zijn naam nu eenmaal niet voor, en dat was niet zo vreemd, want die lijst was sterk verouderd – hij dateerde uit 1997.
Meermalen had Jhintu het dorpshoofd gesmeekt hem een BPL-status te geven, maar die weigerde. Voordat de twee jongste kinderen bezweken, leefden ze van gepofte rijst (mudhi), van zout en zwarte thee. Iedere nacht, zo is te lezen in het rapport dat over hen werd uitgebracht, gingen de kinderen met een lege maag naar bed, en kregen ze water als ze huilend wakker werden als gevolg van kramp in hun maagjes. Nadat de vier waren gestorven, hadden de autoriteiten hun verklaring gereed: ze waren door malaria geveld en niet als gevolg van ondervoeding. Het dorpshoofd weigerde een nader onderzoek te doen en kreeg zijn zin. Hij ging vervolgens vrijuit.
Hongerindex
Wie wil weten waar honger en ondervoeding heersen, kan de Global Hunger Index (GHI) raadplegen. De recentste is die van 2009, waarin de gegevens uit 1990 worden vergeleken met die uit 2007. Wat blijkt? De situatie is wereldwijd met een kwart verbeterd.
Zorgwekkend hoog blijft de voedselverdeling in Zuid-Azië (India, Bangladesh, Pakistan, Sri Lanka) en Afrika ten zuiden van de Sahara, waar nauwelijks vooruitgang is geboekt.
In 29 landen is de voedseltoestand alarmerend; uiterst ernstig is de situatie in landen als Burundi, Tsjaad, Democratische Republiek Congo, Eritrea, Ethiopië en Sierra Leone. In de meeste landen is burgeroorlog de oorzaak van voedselgebrek. Discriminatie en een lakse opstelling van lokale overheiden leiden ook tot ondervoeding en verhongering. In Azië springen wat dat betreft Bangladesh, India, Indonesië (vooral de provincie Papoea), Birma, de Filipijnen en Sri Lanka eruit. India kent het hoogste aantal ondervoede kinderen in Azië. In de India State Hunger Index (ISHI) van 2008 staat India 65e op een lijst van 88 landen. Het land presteert zwak als het gaat om het terugdringen van honger.