Inkeer
„Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” (Johannes 3:3)
Er zijn twee soorten werken in een ziel die door God getrokken wordt. Het eerste is het berouw, waardoor de ziel van de zonde afgesneden wordt.Het tweede werk is datgene waardoor de ziel vernederd wordt en waardoor de ziel van zichzelf wordt afgesneden.
Het is zo gelegen dat de ziel niet ziet wat er nodig is om de zonde te verlaten, of hij meent dat hij zichzelf wel kan redden uit de zonde.
Het eerste wordt zorgeloosheid genoemd. Dat is als de blinde ziel zich geruststelt en als hij ziet dat de nood niet vereist beter te worden, het daarom ook niet begeert. Hiertegen zendt de Heere berouw, waardoor Hij de mens voor ogen stelt de ellende van de zonde en de noodzakelijkheid van een verandering.
Het tweede is het vleselijk vertrouwen. Een ziel begint naar hulp om te zien en te wroeten om zijn eigen troost in zichzelf te vinden. Hiertegen werkt de Heere vernedering.
Daardoor laat Hij de ziel zuchten in zwakheid en de ledigheid van zijn plichten. Zo zal die ziel leren dat er in zijn allerbeste diensten genoeg is om hem voor eeuwig te verdoemen.
Isaac Ambrosius
(”Leer der wedergeboorte”, 1660)