De man moet zijn vrouw achten, zijn medegezellin en echtgenoot, zijn enig vermaak en lust voor de ogen. Hij mag nooit tegen haar verbitterd worden. Ontstaat er enige onlust, dan moet de man zorgvuldig en met verdraagzaamheid en met alle zachtmoedigheid alles stillen en nooit verdragen dat hij of zijn vrouw met een onrustig gemoed gaat slapen. Laat de zon niet ondergaan over uw toornigheid.Als het gebeurt dat hij haar bestraft, zo moet hij tijd en gelegenheid waarnemen en spreken in de aard der liefde. Zo zij zich door verstandige reden niet wil laten gezeggen, zal men haar nooit met dreigementen en harde woorden terecht brengen. De man moet de vrouw zorgvuldig onderhouden. Daarom wordt hij haar hoofd en behouder genoemd. Gelijk Christus het hoofd van Zijn gemeente is, behoort de man te zijn voor de vrouw. Zij heeft alles om zijn wil verlaten en daarom behoort zij onderhoud en bescherming van hem te ontvangen.

Zo wordt ook de vrouw tot hoogte van eer verheven uit kracht van de verbintenis met haar man. Door zijn rijkdom wordt zij verrijkt. Door zijn eer wordt zij vereerd. Hij is haar na God en Christus alles in allen.

Isaac Ambrosius,

(”De oefening van heiligmaking en plichten”, 1660)