Bij kleine vergrijpen krijgen delinquenten lagere straffen opgelegd omdat ze bijvoorbeeld door een langere detentie hun baan kwijt zouden kunnen raken. Het gaat dan om vergrijpen die voor de politie– of kantonrechter dienen, zoals heling, winkeldiefstal, mishandeling of verkeersmisdragingen. Op veel van die vergrijpen staat normaal gesproken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enkele weken tot maximaal een jaar of langdurige invordering van het rijbewijs. In plaats van een korte celstraf wordt nu bijvoorbeeld een zware werkstraf opgelegd.De zegsvrouw van de Raad voor de Rechtspraak beklemtoont echter dat het rekening houden met de persoonlijke of sociale omstandigheden van een verdachte bij het opleggen van een straf „van alle tijden is". „Maar het klopt dat de crisis met regelmaat genoemd wordt als verzachtende omstandigheid", legt ze uit.

De woordvoerster noemt als voorbeeld een vrachtwagenchauffeur die voor de rechtbank moet verschijnen omdat hij te hard heeft gereden. „Vaak wordt als verzachtende omstandigheid aangevoerd dat hij zijn baan kwijt kan raken", stelt ze. „Zo’n argument wordt nu vanwege de crisis vaker meegenomen in het bepalen van de strafmaat".

Om hoeveel gevallen het exact gaat, kan de Raad voor de Rechtspraak niet zeggen.