Confessionele politiek loopt risico
De gezamenlijke confessionele partijen hebben het bij de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen niet best gedaan. De ChristenUnie verloor per saldo 9 zetels, het CDA maar liefst 190. Wel zag de CU het totaalaantal stemmen stijgen. Alleen de SGP wist zetelwinst te boeken (+16).
Ongetwijfeld heeft het zetelverlies van de twee grootste christelijke partijen te maken met de val van het kabinet, waarvan zowel de CU als het CDA deel uitmaakte. De onvrede over de breuk als zodanig, over het gevoerde beleid en over de sociaaleconomische situatie van ons land wordt in rekening gebracht bij degenen die de touwtjes in handen hadden. Niet geheel ten onrechte en zeker niet ongebruikelijk.Toch is het maar de vraag of dit de enige oorzaak is. Kabinetsbreuken zijn vaker voorgekomen, maar een dramatische teruggang zoals het CDA die nu beleeft, is wel opvallend. Gelet op de totaaluitslag blijkt er een groeiende afkeer van de middenpartijen PvdA en CDA en een tendens om te stemmen op partijen met een meer uitgesproken profiel. Dat zou een verklaring kunnen voor de winst van de SGP, die onverkort vasthoudt aan haar standpunten en bij het sluiten van compromissen nadrukkelijk kijkt of de principes onaangetast blijven.
Christendemocraten zouden bij de evaluatie van de verkiezingsresultaten er daarom verstandig aan doen nog eens goed te kijken naar het profiel. Is er nog sprake van wijn of van water met een wijnsmaakje? Dat geldt in zekere zin ook voor de CU. De partij heeft als coalitiepartner compromissen moeten sluiten. Dat is onontkoombaar. Dat is ook moedig. Maar tegelijk leven er wel vragen in en rond de achterban of de CU voldoende haar profiel heeft behouden mede omdat ze binnen de coalitie meer op de rem heeft getrapt om verder afglijden te voorkomen dan dat ze de kans kreeg het gaspedaal in te drukken om uit het dal verwording omhoog te komen.
Duidelijkheid is één, strategisch samenwerken is twee. Daar heeft het bij de achterliggende verkiezingen op verschillende plaatsen aan ontbroken. Schrijnend voorbeeld is Den Haag. Voorheen trokken CU en SGP samen op. Dit keer was dat niet meer het geval. Met als resultaat dat geen van beide partijen nu een raadslid heeft. Ook een lijstverbinding met het CDA ontbrak. Degenen die stemden op de twee kleine confessionele partijen kunnen op hun vingers natellen dat een niet-confessionele partij nu geniet van een restzetel die voor een deel gebaseerd is op de stemmen van orthodox-christelijke kiezers. Misschien dat de ingezette lijn –ieder voor zich– nog eens heroverwogen moet worden. Het gaat tenslotte om het christelijk geluid in de raad.
Derde punt van aandacht is de achterban blijvend te interesseren voor de confessionele politiek. Het is minder vanzelfsprekend dan vroeger dat orthodoxe christenen op de partij stemmen die bij hun kring hoort en waarop bijvoorbeeld hun ouders ook al stemden. De binding wordt minder. De kiezer zoekt –heel pragmatisch– naar de partij die hem materieel het meeste genot oplevert. Beginselpolitiek heeft plaatsgemaakt voor resultaatpolitiek. Terwijl er grote belangen op het spel staan.