Politie Servië pakt weduwe Arkan op
De Servische politie heeft maandag de Servische popster Ceca opgepakt. Ceca is de weduwe van Arkan, de beruchtste krijgsheer uit de oorlog in Bosnië. Zij wordt ervan verdacht onderdak te hebben verleend aan de leiders van de misdaadbende Zemun, die premier Zoran Djindjic zou hebben vermoord.
In Ceca’s woning in de Belgradose villawijk Dedinje nam de politie wapens in beslag, waaronder machinegeweren. Enkele bewakers werden eveneens opgepakt. Het radiostation B92 meldt dat de politie in Ceca’s villa op een verborgen bunker is gestuit.
In totaal zijn nu bijna 400 mensen opgepakt in het kader van het onderzoek naar de moord op Djindjic. Doordat de noodtoestand is uitgeroepen, kan de politie hen dertig dagen in voorarrest houden. Vier arrestanten hebben zich volgens de regering inmiddels bereid verklaard om te getuigen in ruil voor extra bescherming. Bendeleider Milorad ’Legija’ Lukovic is nog voortvluchtig.
Het weekblad ID, dat een dag voor de moord op Djindjic op de voorpagina al meldde dat een sluipschutter het op de premier had gemunt, is gesloten. Dit zei een bron bij de overheid maandag. Volgens het blad, dat bekendstaat om zijn goede bronnen in de onderwereld en onder de radicale nationalisten, hebben „de Serviërs in Den Haag” opdracht gegeven voor de moord. De overheid zegt dat het blad op de loonlijst van de maffia stond.
Djindjic werd woensdag door een of meer sluipschutters doodgeschoten. Een dag eerder riep een Servische televisiezender Ceca uit tot zangeres van het jaar.
De Servische superster, die eigenlijk Svetlana Raznatovic heet, trouwde in 1995 met een ander icoon van het Servisch nationalisme, ex-krijgsheer en maffiabaas Zeljko Raznatovic, beter bekend als Arkan. Vijf jaar later werd Arkan in een hotel in Belgrado doodgeschoten. Vermoedelijk ging het om een afrekening. Afgelopen zomer maakte de nu 29-jarige Ceca na een periode van rouw haar terugkeer met een concert voor meer dan 100.000 Serviërs.
De Zemun-clan had nauwe banden met het regime van oud-president Slobodan Milosevic, die in 2001 door toedoen van de pro-westerse Djindjic werd uitgeleverd aan het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag. De politie zegt bewijs te hebben dat Zemun in de jaren ’90 zeker twintig tegenstanders van Milosevic heeft vermoord. Onder de slachtoffers waren journalisten, politiechefs, figuren uit het zakenleven en de onderwereld, en politici als Milosevic’ leermeester, oud-president Ivan Stambolic, die in 2000 werd ontvoerd en van wie sindsdien geen teken van leven meer is vernomen. Een aanslag op het leven van Vuk Draskovic, in de jaren ’90 een populaire oppositieleider, mislukte tot twee keer toe.
Het gezamenlijke parlement van de nieuwe unie van Servië en Montenegro kwam maandag bijeen om een ministerraad te kiezen. Het kabinet bestaat uit vijf ministers en is belast met buitenlandbeleid, defensie en economische betrekkingen. Aan het hoofd staat de al eerder gekozen president Svetozar Marovic.
Onder de ministers zijn twee nauwe bondgenoten van Djindjic: minister van defensie Boris Tadic en minister van buitenlandse zaken Goran Svilanovic. Het parlement nam een moment stilte in acht ter nagedachtenis van Djindjic.
De Servische minister van financiën Bozidar Delic heeft het Westen maandag om 400 miljoen euro extra hulp gevraagd. Volgens Delic dreigt de al jaren voortdurende economische malaise nog erger te worden nu de hervormingsgezinde Djindjic is vermoord. Servië ontvangt dit jaar naar schatting zo’n 700 miljoen euro aan buitenlandse hulp.