Nog nooit een regeerperiode afgemaakt
Premier Balkenende vocht vrijdag, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat, voor het behoud van zijn vierde kabinet. De man die zijn drie eerdere kabinetten voortijdig zag stranden, was er veel aan gelegen met ten minste één regeerploeg de eindstreep te halen. Een overzicht van zijn kabinetten en zijn crises.
I: LPF-perikelen
Balkenende I, geïnstalleerd op 22 juli 2002, was de vrucht van de moord op Pim Fortuyn. Nadat de spraakmakende Rotterdamse politicus op het mediapark in Hilversum bruut was vermoord, kreeg de daaropvolgende verkiezingscampagne een macaber karakter. De moord leidde er niet alleen toe dat de LPF met 26 zetels de Tweede Kamer in stormde, maar ook dat de relatief onbekende, nieuwe CDA-leider Jan Peter Balkenende de verkiezingen won. In een zo instabiele maatschappelijke context, kozen veel burgers voor zekerheid: de degelijke, gereformeerde Balkenende.
Het kabinet van CDA, VVD en LPF werd het kortst zittende kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog. Door de onervarenheid van Balkenende, maar veel meer nog door alle strapatsen die LPF-ministers en LPF-Kamerleden uithaalden, was ”JP” voortdurend aan het brandjes blussen. De twee bewindslieden Heinsbroek en Bomhoff rolden regelmatig ruziënd over straat.
Op 16 oktober, een dag na de begrafenis van prins Claus, dienden beide heren hun ontslag in. VVD-fractievoorzitter Zalm zegde vervolgens het vertrouwen in de LPF op, wat de feitelijke val van het kabinet inleidde.
De demissionaire periode duurde tot 27 mei 2003. Het was juist in deze periode dat Balkenende I politieke steun verleende aan de Amerikaanse en Britse inval in Irak; een besluit dat vele jaren daarna nog tot grote politieke heibel leidde.
II: Ayaancrisis
Na een langdurige, stroperige formatieronde van CDA en PvdA, die eindigde in ruzie-achtige sfeer (met name tussen PvdA-leider Bos, vandaag de dag minister van Financiën, en CDA-prominent Verhagen, tegenwoordig minister van Buitenlandse Zaken), wisten CDA, VVD en D66 elkaar redelijk snel te vinden. Kort daarvoor spraken CDA en VVD ook nog met ChristenUnie en SGP, maar dat leek –achteraf bezien– meer bedoeld om D66 verder onder druk te zetten.
Dit kabinet kwam ruim drie jaar na zijn beëdiging, namelijk op 29 juni 2006, ten val na een lang en emotioneel Kamerdebat over de asielstatus van Ayaan Hirsi Ali. Aanvankelijk trad alleen minister Verdonk van Vreemdelingenzaken en Integratie (toen nog tot de VVD behorend) af, maar toen vervolgens D66 zijn steun aan het kabinet onttrok, was het einde van Balkenende II daar.
III: Rompkabinet
Het derde kabinet-Balkenende kwam tot stand zonder tussentijdse verkiezingen. Het was een zogeheten rompkabinet, bestaande uit CDA en VVD. De departementen van de vertrokken D66-bewindslieden, Brinkhorst, Pechtold en Van der Laan, werden door CDA’ers en VVD’ers waargenomen.
De belangrijkste taken van dit kabinet waren het voorbereiden van de begroting voor 2007 en het uitschrijven van vervroegde verkiezingen.
Ook in dit rompkabinet ontstonden weer problemen rond minister van Vreemdelingenzaken, Verdonk.
Na een aangenomen motie van afkeuring tegen haar, wilde het VVD-smaldeel in het kabinet opstappen.
Na lang kabinetsberaad werd besloten dat de VVD in het belang van het land in de regering zou blijven zitten en dat de portefeuille Vreemdelingenzaken in het vervolg onder verantwoordelijkheid van CDA-minister Hirsch Ballin zou komen te vallen.
IV: Wrijving met PvdA
Balkenendes vierde kabinet was van een bijzondere samenstelling. Voor het eerst in vele, vele jaren deed een Bijbelgetrouwe, protestantse partij mee aan een landelijke coalitie. Opvallend was verder dat de kemphanen van 2003, CDA en PvdA, nu toch samen in één kabinet gingen zitten.
Dat dit kabinet tot stand kwam, was mede te danken aan de informele methoden van informateur Wijffels. Hij belegde in het Friese Beetsterzwaag ontspannen kennismakingsbijeenkomsten.
Na eerst honderd dagen het land in te zijn getrokken, gaat Balkenende IV eind 2007 aan de slag. Het gaat enkele jaren goed, maar dan begint slijtage op te treden. Tussen CDA en PvdA ontstaan steeds vaker wrijvingen, onder meer over een parlementair onderzoek naar de inval in Irak.
Twee nachtelijke debatten over het rapport van de commissie-Davids, die de politieke steunverlening aan de inval in opdracht van het kabinet onderzocht, weten Balkenende en de zijnen nog te overleven.
Maar dan komt de volgende banenenschil: de vraag of de Nederlandse vredesmissie in Uruzgan, waarvan was afgesproken dat zij eind 2010 zou eindigen, wellicht in afgeslankte vorm voorgezet kan worden. Het meningsverschil over die kwestie lijkt Balkenende IV, toch al moe van de jarenlange stroeve samenwerking, te veel te gaan worden. Ook Balkenendes laatste kabinet gaat een voortijdig einde tegemoet.