Een uitgekiend plan
Een lobbyclub en een initiatiefgroep voerden deze week actie voor ruimere stervenshulp aan levensmoede bejaarden. „Die cultuur, die regeldrift, waarbij iedereen denkt ”dit moeten we echt oplossen”, die voelt deze groep haarscherp aan.”
„Een initiatief van en voor gewone mensen”, zei de initiatiefgroep Uit Vrije Wil, bestaande uit onder anderen oud-VVD-leider Bolkestein, oud D66-voorman Terlouw en oud-PvdA-minister d’Ancona, deze week over zijn plannen.De groep, bijeengebeld door oud-secretaris van de Raad voor de Kunst Van Baarle, sloot zich aan bij de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE), een vereniging die „de omvang en intensiteit” van de problematiek van mensen die hun leven voltooid achten, in kaart wil brengen. En ze kwam met een oplossing: de stervenshulp voor deze mensen moet verruimd.
Hoe? Door geschoolde vrijwilligers, bijvoorbeeld verpleegkundigen, psychologen of geestelijk verzorgers, het recht te geven deze hulp te bieden, oppert de initiatiefgroep. Om te beginnen aan Nederlandse staatsburgers, vanaf zeventig jaar.
De campagne heeft universitair hoofddocent zorgethiek dr. Carlo Leget, verbonden aan de Universiteit van Tilburg, niet verrast. „De stroming waartoe de initiatiefgroep behoort, is al enkele decennia actief. Hun redenering is: Het is mijn leven, mijn lichaam, daarover mag ik zelf beschikken. Met als onderliggend ethisch argument de autonomiegedachte: elke vorm van betutteling is taboe.
Voor patiënten bij wie sprake is van beginnende wilsonbekwaamheid kun je het recht op hulp bij zelfdoding niet vanuit de autonomiegedachte verdedigen. In die gevallen haalt men dan als argument het lijden erbij.
Het is ook geen nieuws dat deze groep niet tevreden is met de in 2002 van kracht geworden euthanasiewet. Men vindt deze wet te slap en te zwak, omdat het in deze wet uiteindelijk de arts is die beslist. Het moet ons ook niet verbazen dat deze beweging het debat over een onbeperkte zelfbeschikking zal blijven entameren. Net zolang tot hij zijn doel heeft bereikt.”
Ten bate van de campagne kregen de initiatiefnemers tv-programma Netwerk zover dat het beelden uitzond van een man die filmde hoe hij zijn stiefmoeder hielp met overlijden. Justitie onderzoekt inmiddels zijn betrokkenheid bij de dood van de vrouw. „Schokkend en ongepast”, zegt Leget over de uitzending. „Dergelijke beelden hadden helemaal niet gefilmd moeten worden. Als een omroep die toch uitzendt, moeten de kijkcijfers wel erg belangrijk zijn.
Daarnaast roepen dergelijke uitzendingen de vraag op wie Nederland regeert. Zijn we nog een politieke gemeenschap waarin weloverwogen besluiten worden genomen? Als in zo’n belangrijk debat dergelijke beelden zo’n grote plaats krijgen, leven we dan niet in een mediacratie?”
Een ander onderdeel van de campagne is het opvoeren van suïcide als een autonome keus. Leget: „Ik zie dat als een vorm van wegredeneren. De dood confronteert ons met de grenzen van ons bestaan. Alle eeuwen door hebben mensen geworsteld om zich met de sterfelijkheid en de dood te verhouden. Dat is iets wat in deze campagne totaal niet wordt onderkend. Evenmin is er oog voor het gegeven dat suïcide ten diepste het meest tegennatuurlijke is wat een mens kan bedenken. Het blijft een daad waarbij een mens zijn eigen vrijheid inzet tegen zichzelf.”
Tijdens de campagne strooide de NVVE kwistig met cijfers over zelfdoding onder ouderen, naar eigen zeggen om de omvang van het ‘klaar-met-levenprobleem’ beter in beeld te brengen. „Eerst cijfers verzamelen over zelfdoding en dan zeggen: Zo groot is blijkbaar het klaar-met-levenprobleem” vind ik een onverantwoorde manier van werken met onderzoeksgegevens”, zegt Leget. „Wat zeggen die cijfers echt over ouderen, over de samenhang tussen zelfdoding en het door hen als voltooid ervaren van het leven?
Ethicus Gert van Dijk van artsenorganisatie KNMG benadrukte dat deze week terecht: naast een klaar-met-levenproblematiek komen bij deze groep ouderen zeer waarschijnlijk ook behandelbare depressies, tijdelijke rouwperiodes en impulssuïcides voor. De vraag is dan ook waarom zo’n initiatiefgroep niet voorstelt om eens achter deze cijfers te gaan kijken. Wat zeggen die over de mensen waarover het gaat? Je bent onverantwoord bezig als je die analyse overslaat en direct hulp bij zelfdoding als oplossing naar voren schuift.”
Leget is ervan overtuigd dat de keus voor een dergelijke campagnestijl doelbewust is gemaakt. „Men anticipeert erop dat zo’n aanpak in onze Nederlandse cultuur zeer waarschijnlijk goed aanslaat. Historicus James Kennedy heeft er een paar keer op gewezen dat we in Nederland niet kunnen accepteren dat we over sommige problemen discussie moeten blijven voeren, omdat de reikwijdte ervan zo groot is. Wij denken alle dilemma’s en taboes, rond prostitutie, softdrugs en euthanasie, te kunnen oplossen door gesimplificeerd aan te geven wat het probleem is. Vervolgens zijn er actiegroepen die zeggen: „Wij zien het probleem en hebben een goed voorstel om het op te lossen. Laat ons onze gang gaan.” Over zo’n voorstel komt een discussie en daarna een regeling die vervolgens wordt gezien als dé oplossing. En op die oplossing komen we eigenlijk niet of nauwelijks meer terug. Wie dat wel waagt, plaatst zich buiten de realiteit.
Die cultuur, die regeldrift, waarbij iedereen denkt ”dit moeten we echt oplossen” als je het maar hard genoeg als een echt probleem neerzet, die voelt deze groep haarscherp aan.
Voor bijvoorbeeld het debat rond levensmoeheid kiezen andere landen een totaal andere insteek. Natuurlijk wordt ook daar geleden, leven ook daar ouderen die niet gelukkig zijn. Maar in tegenstelling tot hier komt daar veel eerder de vraag op de agenda hoe je de cultuur zo kunt inrichten dat ouderen hun leven niet beschouwen als zinloos en voltooid. Men onderkent daar eerder dat je de discussie over de tragische kanten in het leven niet even transparant kunt maken, kunt opdissen in hapklare brokken, om van daaruit toe te redeneren naar een oplossing.”
Eén onderdeel uit het voorstel van de initiatiefgroep voor het verruimen van zelfdoding noemt Leget bijzonder frappant: het idee om deze hulp vooralsnog aan te bieden aan mensen vanaf zeventig jaar. „Er is weinig zo nietszeggend als iemands leeftijd. Dat is in de verste verte geen maatstaf waaruit je iets zo kunnen afleiden over iemands levensgeluk.”
De koppeling tussen een leeftijd van 70-plus, het ontbreken van levenszin en de mogelijkheid van suïcide noemt Leget merkwaardig. „Er is in Nederland al een zekere angst voor de komende vergrijzing. En er wordt al beknibbeld op de ouderenzorg. Ik vind het ongepast dat in zo’n context suïcide heel subtiel als legitieme optie wordt benoemd.”
De commentator van dagblad Trouw wees er deze week op dat initiatiefgroep Uit Vrije Wil met zijn voorstel ook het recht op hulp van derden opeist. Zij worden opgezadeld met een morele last. Dat roept, aldus KNMG-ethicus Van Dijk, de vraag op of er ooit sprake kan zijn van een plicht om mensen die hun bestaan beschouwen als voltooid actief te helpen het leven te beëindigen. Leget: „Ik denk niet dat die plicht er ooit kan zijn. Er is een plicht om lijden te verlichten, niet om iemand te helpen sterven. Behoudens misschien in de situatie van een stervende soldaat op het slagveld die crepeert van de pijn en voor wie geen adequate medische hulp voorhanden is. Dan is er echter een acute noodsituatie. Maar als aan een persoon de zin van het leven dreigt te ontvallen, is daar geen sprake van.”
Leget ziet nog een reden om te betogen dat de initiatiefgroep de wind mee heeft. „Let wel, dat de NVVE aandacht vraagt voor dit thema is zeer terecht. Er is in Nederland echter relatief weinig belangstelling voor onderzoek naar de spirituele kant van het menselijk leven. Dat wordt al vlug als soft en zweverig gezien. Toch denk ik dat we wel die kant op moeten. Waar komt het ontbreken van levenszin bij sommige ouderen vandaan? Wat maakt dat sommige mensen hun leven als ze 75 zijn voltooid vinden, terwijl anderen op hun 90e nog gedreven boeken schrijven of op een andere manier volop in het leven staan? Wat zegt dat over ons innerlijk, over onze wil om iets van het leven te maken?
Tegelijkertijd denk ik aan vragen zoals: Hoe kunnen we ons, ook in geestelijk opzicht, voorbereiden op het ouder worden, op het feit dat we vanaf een bepaalde leeftijd moeten inleveren, keuzes moeten maken omdat we minder kunnen. Daar weten we allemaal nog veel te weinig van.
Mijn grootste bezwaar tegen deze campagne is dan ook dat deze onwetendheid wordt genegeerd, verzwegen. Er wordt een oplossing gesuggereerd en als product in de markt gezet, voor een probleem dat nog lang niet in zijn volle omvang is verkend.”
Roep uit vloeibare kerken
Emeritus hoogleraar socioloog prof. dr. H. A. Becker brengt de roep om een ruimere regeling voor vrijwillige levensbeëindiging in verband met de grote culturele veranderingen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. „Veel mensen zijn als gevolg daarvan buiten de traditionele kerken beland. Zij maken nu deel uit van sociale netwerken, die veel vrijer en losser zijn georganiseerd. Deze netwerken worden ook wel vloeibare kerken genoemd.
Daarbinnen is geen draagvlak voor de norm dat de mens het leven niet mag beëindigen omdat het hem door God is gegeven.”
Leden van de vloeibare kerk behouden zich het recht voor om hun eigen stervensmoment te bepalen, stelt Becker. „Dat stervensmoment wordt nu vaak uitgesteld door onze medische voorzieningen. Zij zien zelfdoding als een acceptabel alternatief voor wat vroeger een natuurlijke dood als gevolg van een korte, heftige ziekte zou zijn geweest.”
Becker benadrukt nog een kenmerk van de vloeibare kerk, het aanhangen van sterke, eigen geloofsovertuigingen. „Veel mensen die je ertoe kunt rekenen geloven in een god, in een bestaan na de dood en in een hiernamaals. Zo’n geloof functioneert als een soort paniekremmer. Met name in tijden van financiële en economische onzekerheid neemt het koesteren van dergelijke overtuigingen toe, zo blijkt uit onderzoek.”
Of zulke vrijzinnige geloofsovertuigingen een rol kunnen spelen bij de keus voor vrijwillige levensbeëindiging? Becker: „Zonder meer. Mensen kunnen het kiezen voor de dood daardoor beschouwen als een oversteek naar een hiernamaals, zoals zij zich dat voorstellen.”