De deskundigen vormen een denktank die is opgezet door de Raad voor Buitenlandse Betrekkingen. Zij vinden dat Bush aan het Congres goedkeuring moet vragen voor een omvangrijk wederopbouwprogramma voor Irak, waarin de eerste prioriteit moet zijn dat de openbare orde wordt hersteld, om wetteloosheid en afrekeningen na de oorlog te voorkomen en om te voorkomen dat Irakezen massaal op de vlucht slaan.

In hun rapport met de titel ”Iraq: The Day After” stellen de deskundigen -onder wie Thomas Pickering en James Schlesinger, die in het verleden belangrijke posten in Republikeinse en Democratische regeringen hebben bekleed- dat Bush de internationale gemeenschap snel moet betrekken bij de wederopbouw. Ook moet hij zich ervan verzekeren dat Irakezen tijdens de overgangsperiode naar een nieuw bewind een belangrijke rol krijgen in het bestuur van Irak.

Bij de berekening van de kosten voor de wederopbouw gaat de denktank uit van een naoorlogse stabilisatiemacht van 75.000 man. Als er meer militairen nodig zijn, en dat achten zij niet uitgesloten, lopen de kosten enorm op. Van de 20 miljard dollar is 16,8 miljard nodig voor de stabilisatiemacht. Voor de wederopbouw zou het eerste jaar 2,5 miljard dollar beschikbaar moeten zijn en voor humanitaire hulp 500 miljoen dollar.

De groep vindt dat de Verenigde Staten duidelijk moeten maken dat zij bereid zijn „substantiële” bedragen uit te trekken voor humanitaire hulp en wederopbouw.

Het verzekeren van de openbare veiligheid is van enorm belang, vinden de deskundigen. „Geen enkel ander doel van de VS bij de wederopbouw kan worden gehaald als er geen openbare veiligheid is. Als de regering daar niet in slaagt, dan wakkert dat het idee aan dat het resultaat van de Amerikaanse inval een toename van het menselijk lijden is.”