Touwtrekken om het ”enkele feit”
Wanneer mag een christelijke school een homoseksuele sollicitant weigeren of een lesbische docente ontslaan? Al sinds het van kracht worden van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), ruim vijftien jaar geleden, is het antwoord op deze vraag in nevelen gehuld. De een vindt dit, de ander denkt dat. Situaties waarin de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) of de rechter zo’n geval in de praktijk kon toetsen, hebben zich al die tijd niet voorgedaan. Hoe graag de homolobby dat misschien ook had gewild.
In Kamerdebatten over de zogeheten enkelefeitconstructie (zie kader) verzonnen politici daarom soms zelf hun voorbeelden. „Stel dat op een christelijke school…” Christelijke politici deden dat dan af met: zinloos, luchtfietserij. Er zíjn in de praktijk immers geen knelgevallen? Dus waar hebben we het over?Toch zou een situatie waarin een christelijke school af wil van een openlijk homoseksueel levende docent zich in de praktijk zomaar kunnen voordoen. Het politieke debat over de enkelefeitconstructie –dat maandag wordt hervat– gáát ergens over, namelijk over het grondwettelijke recht van christelijke scholen op een eigen benoemingsbeleid.
Daarom twee verzonnen voorbeelden. Drie politici reageren.
Voorbeeld 1: Peter Jansen
Stel: op de reformatorische basisschool Rehoboth in een Veluws dorp ontstaat een vacature voor groepsleerkracht. Er melden zich twee sollicitanten. Een van hen voldoet weliswaar helemaal aan de identitaire eisen van de school, maar heeft weinig ervaring en lijkt qua karakter slecht in het team te passen. De andere is Peter Jansen (34), een ervaren en kundige leerkracht, werkzaam op een protestants-christelijke school in het westen van het land. Ook Jansen is lid van een van de reformatorische kerken. Peter weet al jarenlang dat hij homofiel geaard is. Onlangs heeft hij dat feit, na een lange innerlijke strijd, in familie- en kennissenkring verteld. Daarna is zijn geaardheid in de plaats waar hij woont algemeen bekend geworden. Zijn dorpsgenoten pakken het nieuws goed op; niemand behandelt Jansen anders dan voorheen; aan de ouders van leerlingen die hierover met hem een gesprek beginnen, vertelt hij dat het hem zwaar viel nog langer met dit geheim te leven. Zij begrijpen dat.
Gesterkt door deze positieve ervaringen vertelt Jansen op het sollicitatiegesprek op de Rehobothschool zonder aarzelen dat hij homofiel is en dat naar zijn overtuiging de Bijbel van hem vraagt een celibatair leven te leiden. Wel wil hij op school, aan personeel en leerlingen, in sobere bewoordingen, vertellen dat hij homofiel is. „Omdat ik me daar het prettigst bij voel en om grapjes over ”een oogje hebben op juffrouw Pieterse” te voorkomen.”
Jansen wordt niet aangenomen. In de motivatie van de afwijzing laat het bestuur van de Rehobothschool merken dat het feit dat hij zo open is over zijn geaardheid en hij ook niet van plan is dit in de klas te verbergen, meegespeeld heeft bij de afwijzing. „Wij vinden een zodanige openheid niet passen bij de identiteit en de grondslag van onze school.”
Voorbeeld 2: Louise Paternotte
Stel: op het Maarten Luthercollege in Friesland geeft Louise Paternotte (48) al jarenlang tot grote tevredenheid les aan havo- en vwo-klassen als docente maatschappijleer. Toen zij zestien jaar geleden werd aangenomen, onderschreef zij van harte de grondslag van de school, waarin staat dat de seksuele omgang tussen man en vrouw plaats behoort te vinden binnen een huwelijk. Louise maakte de achterliggende jaren een ingrijpende persoonlijke ontwikkeling door. Zij ontdekte dat zij lesbisch geaard was en ging, mede door deze ontdekking, de Bijbel anders lezen dan voorheen. God is liefde, vindt zij, en dat houdt in dat Hij ieder mens een liefdevolle, intieme verhouding met een medemens gunt. Als Louise op zeker moment verliefd wordt op Sandra, bankmedewerkster in het stadje waar de school staat, leidt dat er al snel toe dat zij bij haar vriendin intrekt. De kerk bezoekt Louise nog altijd; ook blijft zij penningmeester van het zangkoor.
Het samenwonen van de docente maatschappijleer met iemand van hetzelfde geslacht leidt op school tot grote consternatie. Ouders tonen zich verontrust. Louise op haar beurt geeft aan nog steeds „serieus christen” te zijn en zich nog altijd op deze school thuis te voelen. Op haar relatie wil zij zich, zegt ze, niet laten voorstaan. Maar ze mag tijdens de les toch best vertellen waar ze met Sandra op vakantie heengaat? En waarom zou Sandra haar niet regelmatig bij het hek mogen komen ophalen? En ja, als het thema homoseksualiteit aan de orde komt, zal ze heus wel aangeven hoe de school erover denkt, maar zal ze haar persoonlijke visie natuurlijk niet verzwijgen.
Het schoolbestuur denkt daar echter anders over. Louise Paternotte wordt ontslagen „omdat”, schrijft het bestuur, „uw huidige leefwijze niet in overeenstemming is met onze identiteit en u aan de leerlingen een overtuiging overdraagt die niet past bij de grondslag van het Maarten Luthercollege.”
Van der Ham (D66): „Ik ben hier snel mee klaar. Beide scholen handelen tegen de wet. Het is door minister Dales destijds bij de parlementaire behandeling van de AWGB al duidelijk gezegd: als een homoseksueel met iemand samenwoont, behoort dat zonder meer tot het enkele feit. Kijk, waar het mij als D66-politicus om gaat: Louise –in jullie voorbeeld– respecteert de grondslag en de identiteit van de school waar zij werkt. Ik vind dat voldoende. Daarom ben ik ook bezig met een initiatiefwet over de acceptatieplicht die op dat principe is gebaseerd: scholen, ook orthodox-christelijke, mogen van leerlingen en docenten niet meer eisen dan respect. Als ze binnen de school met spandoeken gaan protesteren tegen de grondslag; dát kan natuurlijk niet. Maar van een docent eisen dat hij het op alle punten en onderdelen met de grondslag eens is, dat is niet meer van deze tijd.
Dat het kabinet een nieuwe formulering voorstelt voor de enkelefeitconstructie doet mij niet veel. Die komt op hetzelfde neer als de oude. Volgens mij moeten we de enkelefeitconstructie gewoon schrappen. Zij geeft al vijftien jaar onduidelijkheid. Niemand kán formuleren wat de zogeheten bijkomende omstandigheden zijn.”
Anker (ChristenUnie): „De school in het eerste geval zal bij de CGB geen voet aan de grond krijgen, lijkt me. In het tweede geval beginnen het gedrag van de docente en de identiteit van de school met elkaar te schuren. Het punt is: wanneer ben je nog loyaal aan de grondslag? Maar ach, laat ik er niet te veel over zeggen. Ik moet niet op de stoel van de CGB gaan zitten.
Meer in zijn algemeenheid lijkt me dat de nu door het kabinet voorgestelde tekst duidelijker is dan de bestaande bepaling in de AWGB. In de nieuwe formulering wordt expliciet gesproken over „een houding van goede trouw en loyaliteit” die nodig is ter verwezenlijking van de grondslag van een instelling. Daar moet het mijns inziens ook over gaan.
Overigens denk ik dat we hoe dan ook weinig speelruimte hebben om van het kabinetsvoorstel af te wijken. Dat zal waarschijnlijk ook de PvdA erkennen. We nemen immers letterlijk de tekst van een Europese kaderrichtlijn over? Zelfs als we de enkelefeitconstructie zonder meer zouden schrappen, wat sommige partijen willen, blijven we als land toch gebonden aan die kaderrichtlijn.”
Van der Staaij (SGP): „Ik heb er geen behoefte aan op deze voorbeelden te reageren. Dan zou ik meegaan in een spoor waartegen ik nu juist grote bezwaren heb. Een gedetailleerde invulling van de zogeheten bijkomende omstandigheden laat ik niet graag aan de wetgever over. De SGP is voor een maximale ruimte voor scholen om zelf invulling te geven aan hun personeelsbeleid.
In de achterliggende vijftien jaar hebben er zich nauwelijks gevallen voorgedaan waarin de CGB of de rechter moest oordelen over bijvoorbeeld het ontslag van een homoseksuele docent op een christelijke school. Blijkbaar speelt dit probleem niet omdat mannen of vrouwen die voor een homoseksuele leefwijze kiezen uit zichzelf al afscheid nemen van de school, terwijl homoseksuelen die binnen de levensbeschouwelijke kaders van de school blijven, voor die school geen enkel probleem vormen.
We moeten ervoor oppassen te veel in te zoomen op de homoseksuele docent. Het echte probleem is dat de AWGB het voertuig is geworden om de seculiere moraal van dit moment aan alle samenlevingsvormen dwingend op te leggen. Dáár wil ik me vooral tegen keren.”
Kabinet wil AWGB verduidelijken
De Tweede Kamer spreekt maandag, ruim vijftien jaar na het van kracht worden van de AWGB, voor het eerst weer fundamenteel over de zogeheten enkelefeitconstructie.
Onderwerp van debat is onder meer een voorstel van het kabinet om de enkelefeitconstructie te vervangen door een nieuwe, duidelijker formulering.
Momenteel stelt artikel 5 van de AWGB dat christelijke scholen aan sollicitanten en docenten eisen mogen stellen die nodig zijn voor verwezenlijking van hun grondslag, maar dat die eisen „niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gezindheid of burgerlijke staat.”
Het kabinet stelt nu voor deze woorden te vervangen door de zinsnede dat verschil in behandeling door christelijke scholen geen discriminatie vormt „indien deze eisen vanwege de aard van de onderscheiden specifieke beroepsvereisten of de context waarin deze worden uitgeoefend, een wezenlijk, legitiem en gerechtvaardigd beroepsvereiste vormen, gezien de grondslag van de instelling en de houding van goede trouw en loyaliteit die nodig zijn voor de verwezenlijking daarvan.”