Onkruid
„Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een mens die goed zaad zaaide in zijn akker.” Mattheüs 13:24
Aan zulke openbare zondaars zal men het heilige niet geven. Niet dat men Gods Woord niet prediken zal, noch hen niet zal vermanen en waarschuwen. Men zal hen echter niet toelaten tot doop en avondmaal. Dat zijn de kostelijkste parels van de kerk. Men zal hen daarvan weren door de sleutelen van het hemelrijk, het Woord en de christelijke tucht.Is de kerk daarmee in haar geheel gezuiverd? Nee toch, er blijft nog veel klein onkruid in de akker over. Er blijven nog duizenden naamchristenen over die onder een christelijke naam een onchristelijk hart dragen. Het is een niet te tellen menigte van ongelovige en onherboren mensen, terwijl zij rechtgevoelig in de leer en van een burgerlijke levenswandel zijn. Zij vertonen wel een gedaante van godzaligheid, maar de kracht daarvan hebben zij verloochend.
Zal men ook dit laatste onkruid uit de akker van de kerk verwijderen? Dit zou gevaarlijk zijn, omdat men dan ook mogelijk de goede tarwe zou uittrekken. Laat het maar staan tot de oogsttijd, wanneer de Heere Zelf scheiding zal maken en het onkruid met vuur zal verbranden.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”De predikende en wonderdoende Christus”, 1752)