Opinie

Kandidaat in PKN zoekt bescherming

De voorstellen van dr. H. de Leede en ds. D. M. van de Linde over het beroepingswerk in de PKN kunnen positief uitpakken voor de persoonlijke ontwikkeling van nieuwe predikanten, denkt ds. B. H. Weegink.

3 February 2010 10:10Gewijzigd op 14 November 2020 09:46
„Jonge kandidaten kennen vroomheid en geloof. Maar preken, getuigen, verantwoorden en verdedigen is niet genoeg. Op de basis dient zich een geschoolde persoonlijkheid ontwikkelen.” Foto Wim van Vossen jr.
„Jonge kandidaten kennen vroomheid en geloof. Maar preken, getuigen, verantwoorden en verdedigen is niet genoeg. Op de basis dient zich een geschoolde persoonlijkheid ontwikkelen.” Foto Wim van Vossen jr.

Dr. H. de Leede en ds. D. M. van de Linde adviseren de synode van de Protestantse Kerk in Nederland om kandidaten of proponenten, zoals ze nu worden genoemd, eerst voor maximaal vijf jaar aan de landelijke kerk te verbinden. Zij doen dit voorstel niet alleen om het kandidatenoverschot op te lossen of ervoor te zorgen dat de ene kandidaat niet alle beroepen krijgt en de andere geen. Dat zou slechts het faciliteren van het mobiliteitsbureau van de kerk betekenen en daar zoekt men zelf naar oplossingen.Het gaat om meer. Er ligt ook een geestelijke notie achter. Waar zijn nog de klassieke kandidaatsgemeenten met ambtsdragers die de jonge dominee het handwerk in de praktijk leren? Je bent als beginnend predikant wel zeer gezegend wanneer geoefenden in het geloof die de kerk, de mensen, de werkroute en de plaatselijke omstandigheden kennen, je op weg hebben geholpen. Zelf ben ik dankbaar dat ik destijds die ervaring heb mogen opdoen. Het voorkomt struikelen in de kerk.

In de krimpende kerk van nu gaat het schorten aan begeleiding en praktijkondersteuning vanuit de gemeente die primair de bakermat hoort te zijn. Kerkenraden kampen met vacatures en er ontstaat een gapend gat aan kennis, ervaring en gemeenteoefening. Wie weet de dingen nog en wie is vaardig om op te leiden en over te dragen? De kerk lijdt aan kwaliteitsverlies.

Oefenruimte

In de nieuwe poging om jongeren via de website domineeworden.nl warm te maken voor het predikantschap zet de kerk sterk in op uitdaging en persoonlijkheid. Zwakke figuren moeten er maar niet aan beginnen. Er wordt durf gevraagd en de focus is gericht op potentiële uitgroei tot het herder- en leraarschap. Wetenschappelijk moet je thuis zijn, cultureel onderlegd en maatschappelijk weerbaar. Maar naast het intellectuele vragen ze vooral de vaardigheid van een integer mensenmens, die distantie en nabijheid kent in de omgang met anderen en die een gemeente kan leiden met overzicht van het werk.

De kerk wordt orthodoxer en dat is niet verkeerd. Jonge kandidaten kennen vroomheid en geloof. Maar preken, getuigen, verantwoorden en verdedigen is niet genoeg. Op de basis dient zich een geschoolde persoonlijkheid ontwikkelen. Het colloquium (eindgesprek vanuit het geloof, waarop beroepbaarstelling volgt) dat de kerk met de kandidaat voert, is na het amen niet klaar met: „Ga heen en word warm.” Als het plaatselijk grondvlak niet langer voor de praktijkontwikkeling van de nieuwe dominee kan zorgen, moet de kerk dat zelf doen.

Meer dan vroeger is er behoefte aan zorg en persoonlijke begeleiding vanuit de landelijke kerk. Mentoraat en verplichte terugkomweken op het seminarie zijn onvoldoende borging voor functionele groei. Stabiliteit en kwetsbaarheid van de predikant laten zich tevoren niet voor honderd procent inschatten. Het is bij een beroep niet dadelijk te zien of een kandidaat daadwerkelijk in de gemeente past.

Verantwoordelijke taak

Kandidaten zoeken naar bescherming en verwachten van de kerk iets van een vrije oefenruimte in de eerste gemeente. Er is reden genoeg voor de kerk om vanuit een bureau of detacheringslocatie te helpen. Aan die taak is mede gedacht wanneer de landelijke kerk eerst zelf voor vier of vijf jaar de nieuwe dienaren van het Woord onder haar hoede neemt en in geval van nood de mogelijkheid van outplacement regelt. Het betekent een tijdelijk parkeren van het gemeentepredikantschap in de bovenplaatselijke regionen van de kerk. Daarna kan er worden geland.

Het kan erop lijken dat de predikant wel erg aan het handje wordt gehouden en niet uit de verpakking komt. Hij begint als een ambtenaar van de landelijke kerk en moet uitkomen bij de geestelijke autonomie die eigen is aan het vrije beroep dat hij uitoefent. Wanneer echter tussen landelijke kerk en plaatselijke gemeente de procedure en de verantwoordelijkheid bij overdracht na vier ervaringsjaren goed zijn geregeld, moet het lukken.

Deze oplossing kan bijdragen aan een gezonde loopbaanontwikkeling waarin de eigenstandige positie van de predikant blijkt. Zelf gelovig, kent hij een verantwoordelijke taak voor het geloofsleven in gemeente en kerk. Uiteindelijk zullen de dominees naar Boven kijken en niet alleen naar de top van de kerk boven zich.

De commissie-Veerman, die op de synode een bijgesteld plan voor het predikantschap moet neerleggen, kan met het voorstel van De Leede en Van de Linde het traject een stuk eenvoudiger maken. Ze hoeft de opbouw van een veelsoortig predikantschap niet aan de regio over te laten en ze kan de inzet van het ambt van dienaar van het Woord voor kerk en gemeente versterken.

De auteur is algemeen secretaris van de stichting Schrift en Belijden voor de Confessionele Vereniging in de Protestantse Kerk en hervormd predikant te Katwijk aan Zee.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer