School, gezin en kerk bij elkaar houden
De protestants-christelijke, gereformeerde en reformatorische scholen zijn gebonden aan Schrift en belijdenis. Die adeldom verplicht, vindt drs. I. A. Kole.
Hij spreekt de wens uit dat leerlingen leren spreken over wezenlijke zaken met de allochtone ”vreemdeling in de poort”. In de afgelopen weken is er veel aandacht geweest voor de resultaten van het onderzoek naar ideaal christelijk basisonderwijs, verricht door de heren Anne Bert Dijkstra en Siebren Miedema. Het verscheen in boekvorm onder de titel: ”Bijzonder gemotiveerd. Een onderzoek naar de ideale school volgens dragers en vragers van confessioneel basisonderwijs”. Dragers zijn dan de bestuurders, schoolleiders en leerkrachten, en vragers de ouders en verzorgers van de leerlingen. Onder confessioneel basisonderwijs vallen scholen van protestants-christelijke, rooms-katholieke, reformatorische en gereformeerde (vrijgemaakte) signatuur.
De meest sprekende uitkomsten hebben al veel aandacht gekregen, maar we willen toch nog enkele zaken extra belichten. Het gaat om de vormgeving van de ideale school die gegrond is op de Bijbel, het onfeilbare Woord van God én op de daarop gegronde belijdenisgeschriften in de 1-1-1-relatie van thuis, in de kerk en op school. Die relatie kenmerkt de school van de verzuiling en vormt tevens het beleid van de reformatorische en gereformeerde scholen.
De onderzoekers proberen een wig te drijven tussen deze twee orthodoxe vormen van confessioneel onderwijs. De gereformeerde scholen zouden in een fase van meer openheid verkeren, in tegenstelling tot de gesloten reformatorische scholen.
Kleur veranderd
Inderdaad: het toelatings- en het benoemingsbeleid van de gereformeerde scholen zijn wat verruimd. Christelijke gereformeerde ouders en verzorgers mogen lid worden van de schoolvereniging en christelijke gereformeerde leerkrachten kunnen aan de scholen worden benoemd. En op sommige scholen in het land -maar dat geldt ook voor een aantal reformatorische scholen- is de kleur van personeel en leerlingen nog gevarieerder, dat spreken we niet tegen. Op zichzelf is dat ook niets vreemds. Het is met de zuilscholen altijd het geval geweest en het zal altijd wel zo blijven.
Hoewel Nederland een van de landen is met de meeste buitenkerkelijkheid -minder dan een op de drie Nederlanders is lid van een kerk- gaat toch meer dan tweederde van de leerlingen in de leerplichtige leeftijd naar een school op godsdienstige basis.
Maar dan moeten we wel letten op wat het onderzoek aangeeft: het karakter van een groot aantal protestants-christelijke scholen is veranderd. Zo is godsdienstige vorming in veel gevallen veranderd in een levensbeschouwelijke vorming in algemenere zin. De aanvankelijke godsdienstige-kerkelijke verscheidenheid is vervangen door diffusere vormen van levensbeschouwelijke variatie. Dat komt door het open toelatingsbeleid, soms ook door een open benoemingsbeleid. Een belangrijke factor is verder de komst van allochtone leerlingen die vanuit een andere cultuur en religie de school bezoeken. Zij hebben ook invloed op de sfeer en op de richting van de school!
Platform
Een aantal aanvaarde waarden en normen zijn mogelijk geïnspireerd door het Evangelie, maar in veel gevallen wordt de schoolbevolking zo gemêleerd en de gemeenschappelijke basis zo algemeen, dat de pc-school steeds meer het karakter van een platform vertoont. En dus steeds meer gelijkenis gaat vertonen met het openbaar onderwijs.
Respectvol met elkaar omgaan in een goede pedagogische sfeer staat dan hoog in het vaandel. Maar we durven geen duidelijke keuze te maken. Jezus en Mohammed zijn dan twee voorbeeldprofeten die we nadoen in datgene wat ze ons voor hebben gedaan. Alsof Jezus Zelf niet gezegd heeft: ”Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.” (Joh.14:6).
Voorportaal
Religieuze socialisering, gericht op de overdracht van christelijke kennis en waarden, aandacht voor bijbelezen en bidden, een schoolteam dat actief op de christelijke identiteit betrokken is: deze zaken zijn wezenlijk voor de identiteit en de bestaansreden van de confessionele school. En ze staan in nauwe relatie tot gezin en kerk.
Wel moet veel aandacht gegeven worden -en het onderzoek doet dat ook- aan het feit dat we ons in een multiculturele en multireligieuze samenleving bevinden. In die samenleving groeien de kinderen op en nemen ze straks onze plaatsen in met hun gaven en talenten, in dienst van God en de naaste. Het gaat om kwalitatief goed onderwijs. Dat zijn we verplicht aan onze ”vragers”.
Kinderen moeten mensen leren respecteren en wars zijn van discriminatie. Ze moeten weten wat de inhoud is van de diverse ”geestelijke stromingen” in onze samenleving. Ze moeten met de ”vreemdeling in de poort” kunnen spreken, ook over het wezenlijke in hun leven: ”Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid.” (Matth. 6:33). Een zoutend zout en een lichtend licht, in navolging van de Heere Jezus, met kennis en kunde toegerust! Dan is onze school een planting Gods en vormt de school ”een voorportaal van het Koninkrijk Gods” (W. H. Velema).
Bezet gebied
We leven in bezet gebied, in een gebroken wereld: dreigende oorlog in Irak, honger op vele plaatsen in de wereld, vogelpest in de Gelderse Vallei. Toch mogen we tekenen van hoop zien en een gegronde verwachting koesteren: de komst van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, waarop vrede en gerechtigheid wonen zal.
Leerlingen hebben behoefte aan identificatiefiguren bij wie de levensovertuiging in woord en daad zichtbaar is: leesbare brieven! De protestants-christelijke, de gereformeerde, de reformatorische scholen zijn gebonden aan Schrift en belijdenis. Ze dienen te werken vanuit de wetenschap dat adeldom verplicht. Dat onderwijs heeft toekomst.
De auteur is oud-directielid van de christelijke hogeschool De Driestar in Gouda.