Zonde
„Wees mij genadig, o God! naar Uw goedertierenheid…”Psalm 51:3
Zijn beschuldiging in de consciëntie houdt niet op totdat zijn zonden vergeven zijn. Dit wordt ons bevestigd door het voorbeeld van Kaïn, toen hij zijn eigen broer vermoord had. Hij had onschuldig bloed vergoten. Dat riep wraak op in de oren van de Heere. Hoe werd hij door de Heere geslagen met een beschuldigende consciëntie, zodat hij het gezicht van elk schepsel vreesde toen hij zijn zonde kwam in te zien. Om zijn gemoed gerust te stellen, wilde hij een stad gaan bouwen. Ook daar achterhaalde hem de rechtvaardigheid van God en Hij belette zijn voornemen.Al was het mogelijk alle wereldse beschuldigingen te ontgaan, zo zou nochtans de eigen consciëntie van de mens hem arresteren en hem voor het gerecht trekken. U merkt dat dit de aard van de zonde is. Wanneer zij eenmaal begaan is, zal zij nooit ophouden de consciëntie van de arme zondaar te beschuldigen.
Zo behoren wij allen die smart van de zonde te voelen, om de Heere geen rust te laten, totdat wij vergeving hebben. Wij dienen net als David, die steeds om genade bad, niet van de Heere af te houden tot wij barmhartigheid hebben.
Samuel Smith,predikant te Prittwel
(”Davids boetvaardigheid”, 1621)