Bidden
„Zijt mij genadig, o God, naar Uw goedertierenheid…”Psalm 51:3
Indien iemand zegt: Ach, dat ik deze genade in mijn ziel eens kon gevoelen. Ik heb een beschuldigend geweten, ik voel dat het mij verschrikt. Ik vrees dat ik verdoemd zal zijn. Ik kan geen troost vinden. Wat zal ik doen? Wel, wat David hier deed. Houd aan in het bidden, bid vurig, want, zo heeft de Heere beloofd, indien wij zoeken, wij zullen vinden. Daarom, laat ons bidden en in het gebed volharden en wij weten dat de Heere ten laatste onze verzoeken zal verhoren.Het is wel een verschil tot wie zo iemand zijn gebed doet en om troost bidt. Het is geen mens of een engel of geen maagd Maria, maar hij gaat tot God. Bid Hem: „Ontferm u mijner, o, God.” Hij doet zijn gebed tot een drie-enig God: Vader, Zoon en Heilige Geest. Tot God de Vader als de Auteur van alle genade. Tot Jezus Christus, door Wie en in Wiens naam wij allen genade krijgen. Tot de Heilige Geest, omdat Hij ons leert bidden en omdat Hij alle zaligmakende troost tot ons doet vloeien.
Hieruit leren wij tot Wie wij al onze gebeden moeten opzenden, namelijk tot God alleen, Vader, Zoon en Heilige Geest, omdat wij Die alleen moeten aanbidden in Welke wij geloven.
Samuel Smith, predikant te Prittwel (”Davids boetvaardigheid”, 1621)