Statenverkiezingen
Vier jaar geleden bleef meer dan de helft van de kiezers thuis op de dag dat zij de nieuwe statenleden konden kiezen. Kennelijk vonden zij het niet de moeite waard om daar hun schoenen voor aan te trekken. De vraag is of dat dit keer anders zal zijn.De datum voor de verkiezingen is in ieder geval met grote zorg vastgesteld. Volgens de Kieswet hadden de statenverkiezingen op de eerste woensdag in maart moeten plaats vinden. Maar dat viel ditmaal, althans voor het zuiden van het land, in de krokusvakantie. En die staat daar in het teken van carnaval.
De tweede woensdag van maart is het echter de jaarlijkse biddag. Kennelijk vond men het niet passend om op die dag de kiezers naar de stembus te roepen. Dat is te waarderen. Er is altijd nog een aantal plaatsen waar de bid- en dankdagen een stempel zetten op het openbare leven.
Overigens had Trouw het over de dankdag voor gewas en arbeid, waarvoor de statenverkiezingen naar dinsdag waren verschoven. Kennelijk is men bij dit voorheen protestants-christelijke dagblad zover af komen te staan van zijn geestelijke wortels, dat men het verschil tussen bid- en dankdag niet meer weet.
Maar wat men ook doet, de statenverkiezingen blijven in de marge van het politieke proces. Net als de Europese verkiezingen. Je moet wel een heel meelevend partijlid zijn om de naam van de eigen lijsttrekker in je provincie te weten.
Uit een onderzoekje in Noord-Holland bleek dat maar 5 procent de naam van de commissaris van de Koningin kent. In de randprovincies ligt dat anders. De bekendheid van de Zeeuwse commissaris ligt op 46 procent.
Zeeuwen, Limburgers, Friezen en Groningers hebben meer het idee van een eigen identiteit ten opzichte van de Randstad. Holland is voor hen toch een ander gebied. In de randprovincies is de opkomst bij de statenverkiezingen dan ook wat hoger dan in het westen.
In die randprovincies vinden we ook de provinciale partijen. De Friese FNP is daarvan de oudste. Maar anders dan op gemeentelijk vlak zijn niet-nationale partijen in de provincie nooit doorgebroken. Het college van GS hebben zij nimmer gehaald. Althans tot op heden. Wat niet is, kan komen.
Als de opkomst van de kiezer morgen hoger is dan vier jaar geleden, dan heeft dat eerder te maken met de oorlogsdreiging rond Irak of de kabinetsformatie, dan met de aantrekkingskracht van allerlei provinciale strijdpunten. Hoezeer de provinciale politici ook hun best doen om duidelijk te maken dat hun werk echt belangrijk is, met name op het gebied van de ruimtelijke ordening, de kiezer is daar niet van onder de indruk.
De laatste vijftig jaar is er op grote schaal opruiming gehouden onder de gemeenten. Van ruim duizend gemeenten gingen we naar minder dan de helft. Die gemeentelijke herindeling heeft wellicht geleid tot een efficiënter bestuur, maar heeft de afstand tot de burger duidelijk vergroot.
Dat is een reden om voorzichtig te zijn met de plannen tot provinciale herindeling die de laatste tijd weer opduiken. Een samenvoeging van onze twintig provincies tot vier of vijf landsdelen zal de betrokkenheid van de burger nog verder doen dalen. Juist de kleinere provincies leven nog het meest in de ogen van hun inwoners.
Daarbij komt dat de provincies een historische realiteit vertegenwoordigen die zo ongeveer teruggaat tot de Middeleeuwen. Nu dienen we dat historisch gewordene niet als onaantastbaar te beschouwen en hoeven we daar ook niet al te dierbaar over te doen.
Voorstellen om onze provincies te vervangen door vier landsdelen, die dan bij gebrek aan een betere naam naar de verschillende windrichtingen worden genoemd, kunnen echter ook niet direct als een verrijking worden gezien.