Familierelaties
Wat valt er te zeggen over de kwaliteit van familierelaties? In hoeverre is waardeconsensus daarop van invloed? In Mens & Maatschappij (84e jaargang nr. 4) presenteren twee Tilburgse sociologen de resultaten van hun onderzoek. Zij signaleren dat vanwege de vergrijzing de betekenis van familiesolidariteit toeneemt. Familieleden zijn een belangrijke bron van praktische, financiële en emotionele ondersteuning.
De keuze om steun te verlenen was binnen families vaak in hoge mate gebaseerd op een gevoel van verplichting, terwijl bij het ondersteunen van vrienden vooral gevoelens van affectie een rol speelden. Familierelaties gaan echter steeds meer op vriendenrelaties lijken. Het investeren in relaties met familieleden wordt tegenwoordig vaak gezien als een keuze in plaats van een verplichting.Uit het onderzoek blijkt dat er tussen ouders en kinderen behoorlijke verschillen zijn als het gaat om kerkelijkheid, de wenselijkheid van ouderschap en opvattingen over onderlinge steun in familieverband. Toch hebben die verschillen in opvattingen slechts een beperkt negatief effect op de kwaliteit van de verhouding tussen ouders en kinderen. In de onderlinge verhouding van de kinderen spelen eventuele verschillen in waarden nog een veel kleinere rol.
De conclusie van de onderzoekers is dat de relatie tussen waardeconsensus en relatiekwaliteit doorgaans wordt overschat. Kennelijk is de familieband sterk genoeg om verschillen in waarden op te vangen. Wellicht worden ze ook omzeild. Ouders en kinderen nemen de verschillen voor lief. Ze beseffen dat ze tot verschillende generaties behoren.
Opvallend is ook dat ouders duidelijk een positiever beeld hebben van hun relatie met de kinderen, dan dat kinderen dat hebben van de relatie met hun ouders. Bijna 70 procent van de ouders typeert die relatie als heel goed, terwijl minder dan de helft (48 procent) van de kinderen dat oordeel geeft.
Migrantenstudies (25e jaargang nr. 4) schenkt aandacht aan de opkomst van etnische ondernemingen in de Brusselse agglomeratie. De auteur wijst erop dat de sociologische migratieliteratuur lang in het teken stond van de Amerikaanse assimilatiethese. Emigranten zouden na verloop van tijd opgaan in de cultuur van het gastland en daarbij stijgen op de sociaaleconomische ladder.
Inmiddels wordt daar anders tegen aangekeken. Migranten in Europa blijven gehecht aan hun etniciteit. Er vormen zich transnationale netwerken. Dat zien we ook bij etnische ondernemers.
Volgens de assimilatietheorie zouden die zich steeds meer moeten richten op een breed publiek en ook goederen en diensten moeten aanbieden die geen etnische achtergrond hebben. Maar uit een onderzoek onder een aantal succesvolle Marokkaanse en Turkse ondernemingen in de regio Brussel blijkt dat zij niet op assimilatie aansturen, maar juist op etnische specialisatie.
Daarbij maken zij gebruik van de één geworden Europese markt. Zij leveren niet alleen aan hun landgenoten in België, maar ook in andere West- en Zuid-Europese landen. Binnen de grenzen van de oude EU wonen immers bijna 4 miljoen Turken en zo’n 3 miljoen Noord-Afrikanen.
Ondanks de homogeniserende werking die de markt in het algemeen uitoefent, blijft er ruimte voor bedrijven die bepaalde niches bedienen. In dit geval etnische niches. Anders dan destijds voor Europese emigranten in de VS, is tegenwoordig voor Turken en Marokkanen de afstand tot het oude moederland gemakkelijk te overbruggen. Voor etnische ondernemers is het geen probleem om daar hun producten goedkoop te laten maken en vervolgens te verkopen aan in Europa wonende landgenoten.
Zicht (35e jaargang nr. 4) is gewijd aan het thema ”Religie en democratie”. Europarlementariër B. Belder en zijn medewerker D. J. Diepenbroek analyseren daarin de parallel tussen moslimfundamentalisme en de SGP, die in het seculiere discours regelmatig getrokken wordt.
In het theocratisch denken van de SGP geldt dat christenen de overheid dienen te gehoorzamen, of deze nu christelijk is of niet. Een dergelijke positiekeuze, zo beklemtonen zij, zal men in de Koran niet tegenkomen.
Een tweede aspect van het theocratisch denken is dat Gods geboden heilzaam zijn voor de samenleving. Dat heeft niets te maken met religieuze dictatuur, want ook liberalen geloven dat hun opvattingen goed zijn voor de maatschappij.
In islamitische landen is de tolerantie ten opzichte van andere religies minimaal. Daarentegen staat de SGP in een traditie van gewetensvrijheid. De overheid mag er geen tweederangsburgers op nahouden.
De SGP erkent de democratische rechtsstaat boven elk ander politiek stelsel. En dat met name omdat de democratie garandeert dat de macht niet bij één of enkele personen berust. Maar er is wel een normering van de democratie nodig. Over goed en kwaad kan immers niet bij meerderheid beslist worden. De overheid moet zich gebonden weten aan Gods wet.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad
Reageren aan scribent? focus@refdag.nl