Kerk & religie

„De kerk bevocht een verloren terrein”

Hoe win je het terrein terug dat je als kerk verloren hebt? „Antwoord: Erken ronduit de feiten en probeer vervolgens met eigen organisaties het verloren terrein terug te winnen. Dat is het succes geweest van het optreden van de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland.” Drs. J. H. Verhage promoveerde vrijdag op de voorgeschiedenis van de rooms-katholieke zuil in Nederland.

K. van der Zwaag
7 March 2003 10:39Gewijzigd op 14 November 2020 00:11
AMSTERDAM - Drs. J. H. Verhage, docent geschiedenis aan het Vossius Gymnasium in Amsterdam, bestudeerde de wisselwerking tussen de roomse kerk en de opkomende ‘wereld’ in Roermond en Helmond in de tweede helft van de negentiende eeuw. De promovendus zie
AMSTERDAM - Drs. J. H. Verhage, docent geschiedenis aan het Vossius Gymnasium in Amsterdam, bestudeerde de wisselwerking tussen de roomse kerk en de opkomende ‘wereld’ in Roermond en Helmond in de tweede helft van de negentiende eeuw. De promovendus zie

De docent geschiedenis aan het Vossius Gymnasium in Amsterdam bestudeerde de wisselwerking in de tweede helft van de negentiende eeuw tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de opkomende ’wereld’ in Roermond en Helmond, twee steden die voor 95 procent rooms-katholiek waren. In zijn studie (”Katholieken, Kerk en Wereld”, uitg. Verloren, Hilversum) laat hij zien dat in beide steden een omslag plaatsvond van het zogenaamd ”integraal conflict” naar het ”grensconflict”. Daarmee bedoelt hij dat de kerk eerst haar aanspraak maakte op het hele leven, maar later gedwongen was om in de frontlinie het verloren terrein terug te winnen. Het rooms-katholicisme, dat voorheen als de samenbindende ideologie het algemeen belang (lees: het kerkelijk belang) vertegenwoordigde, had niet meer het monopolie, maar moest rekening houden met een pluriforme optelsom van diverse groeperingen.

Het bijzondere van Verhages onderzoek is dat het gangbare beeld van een directe lijn van de riante machtspositie van de kerk naar de verzuiling in de twintigste eeuw niet klopt. De promovendus laat juist de kloof zien die zich tussen beide posities bevindt, een gat dat werd gevormd door het opkomende moderne leven en de toenemende invloed van de staat, van de communicatiemiddelen en door de komst van niet-christelijke levensbeschouwelijke groeperingen.

Een concreet voorbeeld dat Verhage uitwerkt, is de komst van een openbare hbs in Roermond. Eerst poogde de bisschop van Roermond, J. A. Paredis (tussen 1853 en 1886 aan de macht), samen te werken met deze school en godsdienstleraren beschikbaar te stellen. Hij richtte daarna echter een eigen hbs op met een grote openheid ook voor de liberalen die in Roermond prominent aanwezig waren. Via de eigen organisatie werd de poging van annexatie van het onderwijs ondernomen.

Ander voorbeeld. De toneelvereniging was ronduit antiklerikaal. De bisschop richtte een eigen vereniging op waarin ook zijn eigen politieke tegenstanders zaten, met als gevolg dat de bestaande antiklerikale vereniging volstrekt gemarginaliseerd werd.

Verhage constateert dat rond 1875 de tactiek van Paredis en van de kerk in het algemeen veranderde. „In plaats van het verzoenende beleid, gericht op het compromis, ontstond er een strijdbare houding. In een situatie van grensconflicten ontdekte men de ander als tegenstander, als een gelijkwaardige opponent op wie de zege bevocht moest worden. De scheiding tussen kerk en wereld voltrok zich. Er werd voortaan gestreden over elke centimeter, op het terrein van onderwijs, armenzorg, sociale organisaties, de pers. Twee stappen terug en drie stappen verder, dat was de tactiek. Eerst terugwinnen wat het laatst verloren was.”

Voor het ontstaan van de verzuiling is het volgens Verhage nodig om eerst te erkennen dat er een ’ons’ en een ’jullie’ is, dat er andersdenkenden zijn, die ook hun rechten laten gelden. „Verzuiling betekent de erkenning van het feit dat die andere wereld er gewoon is en dat je de ander het licht in de ogen moet gunnen. Bij de rooms-katholieken komt er een competentiestrijd.”

Deze nieuwe tactiek leidde in de roomse kerk ook tot de aanpassing van de traditionele leer van de twee zwaarden. Oefende de kerk eerst de macht uit over het geestelijke en wereldlijke leven, nu zijn kerk en staat twee gescheiden gemeenschappen. De kerk gaat over de ziel, de staat over het lichaam, over de wereldlijke zaken dus.

De verhouding tussen kerk en wereld werd door de nieuwe situatie ingrijpend veranderd. Was in de eerste periode van het onderzoek van Verhage de kerk de verliezer van de wereld, in de tweede is zij ronduit winnaar. „Het is een echte overwinning”, zegt Verhage. „De invloed van de kerk rond 1920 is ontzaglijk vergroot vergeleken met enkele decennia daarvoor en ook groot in vergelijking met andere landen. Er is sprake van beheersing en beïnvloeding van de samenleving.”

De promovendus ziet ook parallellen met het ontstaan van de protestantse zuil, al valt dit buiten zijn onderzoek. „Daar zijn dezelfde mechanismen zichtbaar. De inzet van Groen van Prinsterer betrof aanvankelijk een algemene, christelijke school voor het gehele volk, eventueel gescheiden naar gezindten. Hij haalde het niet en droop gedesillusioneerd af, waarna er een nieuwe generatie opkomt in de persoon van Kuyper. Terwijl Groen alles bij elkaar wilde houden, stelde Kuyper: Geef ons onze eigen school met volledige rechten en subsidie. Dus opnieuw is er het grensconflict: er is een ’ons’ en een ’jullie’, en de strijd gaat over de plaats waar de grens ligt. Kuyper spreekt letterlijk over „geen duimbreed wijken” en over „soevereiniteit in eigen kring.” Kuyper wilde midden in het strijdgewoel staan en de wereld weer winnen voor Christus. Het lijkt op de integrale aanpak van Groen, maar het uitgangspunt is anders en het succes vele malen groter! Terwijl Kuyper zich bij de situatie neerlegde, wist hij te bewerkstelligen wat Groen nooit voor elkaar kreeg.”

Verhage is zelf niet rooms-katholiek. Hij groeide op in een atheïstisch milieu. Zijn ouders waren ”freudianen”. De interesse in de wereld van de rooms-katholieken werd bij Verhage vooral gewekt door zijn kunstreizen naar Rome. „Het intrigeerde me hoe groot de invloed van de kerk op het leven was. Mijn interesse in de kerk is dus vooral sociologisch.”

Ook de verzuiling heeft Verhage altijd geïnteresseerd. De verzuiling heeft volgens hem terecht bijgedragen aan het beeld van Nederland als een tolerante samenleving, zo luidt een van zijn stellingen. In een andere stelling schrijft hij dat in de verzuiling het element van afgrenzing van anderen dient te worden opgenomen. „Maar dat laat het tolerante systeem dat in Nederland werd geschapen, onverlet. Er zijn andersdenkenden met wie we te leven hadden. Ze werden weliswaar bestreden vanuit de eigen organisatie, maar ze gunden elkaar het licht in de ogen. Verzuiling wordt vaak negatief beoordeeld, als verbonden met Hollandse spruitjeslucht en hokjesgeest. Voor mijn leerlingen kan ik het nooit leuk maken, maar de verzuiling heeft wel nadrukkelijk een functie gehad. Zij heeft Nederland tot een mooi land gemaakt waarin gewelddadigheden zoals in Noord-Ierland achterwege bleven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer