Cultuur & boeken

Jacoba van Beieren, feit en fictie

In het Rijksmuseum in Amsterdam wordt de blonde haarvlecht van Jacoba van Beieren bewaard – bedekt met het patina van zes eeuwen. Met een beetje fantasie stel je je het bijbehorende tiener­gezicht van onze ”Hollandse Sissi” voor.

tekst Ronald de Graaf
13 January 2010 08:33Gewijzigd op 14 November 2020 09:35

De haarvlecht, die overigens aantoonbaar niet aan Jacoba toebehoorde, verwijst naar de enige erfgenaam van de Hollandse graaf Willem V. Haar leven was even kort als turbulent: al op haar vijftiende was ze weduwe van een Franse troonopvolger, later huwde ze de zoon van de Brabantse hertog, vervolgens een Engelse en ten slotte een Zeeuwse edelman. Hierdoor werd zij reeds legendarisch, maar vooral ook door haar korte leven en haar machtige vijanden, die zij manhaftig bestreed.Over vrouwe ”Jacob, bi der genaiden Gods hertoginne in Beyeren” zijn twee boeken verschenen. Een historische roman van thriller­auteur Simone van de Vlugt, ”Jacoba, dochter van Holland”, en een wetenschappelijke biografie van de Leidse mediëvist Antheun Janse, ”Een pion voor een dame. Jacoba van Beieren 1401-1436”.

De naakte feiten in het korte leven van de gravin liegen er niet om: de tragiek ervan was weergaloos. Liever had Willem een zoon gehad. Vandaar de naam Jacob, vandaar haar goede opleiding en training, want haar vader wist dat haar leven zwaar zou zijn.

Hij had haar jong en goed (op vijfjarige leeftijd) uitgehuwelijkt; zelfs stond de Franse koningin toe dat haar zoon Jan van Touraine tien jaar aan het Hollandse hof zou opgroeien totdat hij oud genoeg was voor een tweede huwelijksfeest op het moment dat Jacoba en Jan het bed mochten delen. Waarschijnlijk waren deze tien jaren de gelukkigste uit haar leven. Daarna stierven haar beschermer (graaf Willem) en haar man (Jan).

Hier begon de ellende: haar nieuwe man Jan van Brabant was een egocentrische levensgenieter, met wie ze alleen formeel trouwde omdat hij een sterk leger had en omdat haar erfgebieden mooi om Brabant heen lagen. Jan bedroog haar, liet haar telkens in de steek en verkwanselde haar erfenis aan het machtige gewest Bourgondië, omdat hij in zijn losbandigheid te veel schulden had gemaakt.

Wanhopig als ze was, liet Jacoba het huwelijk door de paus afkeuren en trouwde ze zeer onverwacht met de enige die in staat was zich tegen Bourgondië teweer te stellen, Humphrey van Gloucester. De Engelse koning zag deze alliantie wel zitten en behandelde Jacoba met alle eer.

De Engelse invasie bood echter weinig soelaas, Humphrey ging terug naar Engeland (en zocht troost bij een hofdame, die hem meerdere kinderen zou schenken) en Jacoba moest zich maar met de sterke hertog Filips van Bourgondië zien te verzoenen.

Hoewel Filips haar gebieden afnam en haar interneerde te Gent, verdween Jacoba, om vlak bij Gouda op te duiken. Vanuit de driehoek Gouda, Oudewater en Schoonhoven begon zij met ‘Hoekse’ partijgangers een guerrilla tegen hun Kabeljauwse vijanden, die –onder aanvoering van de stad Dordrecht– Holland en Zeeland liever aan Bourgondië uitleverden.

Na jaren van oorlog sloten Jacoba en Filips vrede in Delft. De oorlog liep op een soort gelijkspel uit: Filips behandelde Jacoba goed, liet haar toe bepaalde gebieden te besturen, maar bedong wel dat ze niet zou hertrouwen zonder zijn toestemming. Daarop huwde ze Frank van Borssele, leefde een laatste jaar tevreden in Sint-Maartensdijk, totdat ze tbc kreeg en in het kasteel van haar moeder, Teilingen, verpleegd werd en overleed. Zij werd begraven op het Binnenhof, maar haar graf is verdwenen.

In haar roman ”Jacoba, dochter van Holland” beschrijft Van der Vlugt alleen de jaren die volgen op de dood van Willem en Jan. Ze laat het verhaal eindigen op het moment dat Jacoba uit Gent ontsnapt. Dus achtereenvolgens: tragiek, hertrouwen, bedrogen en in de steek gelaten worden, en dan dat alles nogmaals, met vervolgens de internering en als ontknoping de spannende ontsnapping.

Vol trots vermeldt de uitgever op het omslag dat het boek door het blad Margriet geroemd wordt als „heerlijk verslavend.” Inderdaad, het is vlot geschreven, maar het is qua stijl een soft boek. Bijvoorbeeld in een gesprek met Jan: „‘Het spijt me zo erg voor je’, zeg ik (Jacoba) oprecht. ‘Het moet verschrikkelijk voor je zijn geweest. Ik weet hoe je je voelt, ik mis mijn vader iedere dag.’” En zo gaat het door: passie, een toefje seks, een spannende achtervolging, veel drama en psychotherapie. Omdat Van der Vlugt aangewezen was op oudere biografieën staan er ook historische fouten in.

Het is hier dat Janse in beeld komt met nieuwe ontdekkingen: voor zover bekend voerde Jacoba nooit persoonlijk haar troepen aan, huwde ze niet stiekem met Frank, werden haar eigen hofdames niet door Jan van Brabant uitgehongerd, was de verstandhouding met haar moeder veel beter dan gedacht en werden ook haar plotselinge acties vrijwel altijd samen met de moeder geregisseerd (en kan men de gravin moeilijk als, zie omslag, „feministe avant la lettre” duiden). Maar ja, ligt hier een lezeres van de Margriet van wakker?

Janse heeft een meesterwerk geleverd: prachtig geschreven, voor de ontwikkelde leek goed toegankelijk en, op brede studie van primaire bronnen, ook nog goed gefundeerd. Niet te dik of te dun. Misschien had Jacoba zich geen mooier monument kunnen wensen. Wat bij Bilderwijk nog een „snoepig weewtjen” was, is bij Janse een pion in het proces van politieke besluitvorming geworden. Wel kunnen vragen worden gesteld over zijn vrij positieve oordeel over Bourgondië. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de passages over de internering in Gent.

Van der Vlugt: „Tegenwoordig ontwaak ik (Jacoba) tussen de vochtige, dikke muren van het Gravensteen. De met ijzeren banden beslagen deur blijft gesloten, op het portaal voor de deur wisselen wachtpost elkaar mompelend af.” En Janse: „Het paleis… was een prestigieus paleis… met een grote zaal, een kapel, stallen…. een behuizing voor jachthonden. Het stond Jacoba allemaal ter beschikking. Binnen het paleis kon zij het leven leiden dat van een vorstin verwacht werd. Het is best mogelijk dat ze onder bewaking de stad in kon of buiten de stad kon gaan jagen.”

Dus we weten nu, dankzij Janse, wél dat de locatie het echte stadskasteel was en niet het Gravensteen. Maar feit is dat Jacoba vastzat en dat is bij Janse blijkbaar minder erg als het in een riant slot plaatsheeft.


Sleutelfiguren

Jacoba, dochter van Holland, Simone van der Vlugt;uitg. Anthos, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 414 1531 8; 317 blz.; € 17,95;

Een pion voor een dame. Jacoba van Beieren 1401-1436, Antheun Janse;uitg. Balans, Amsterdam, 2009; ISBN 978 94 600 3185 4; 400 blz.; € 19,95.

Op initiatief van het Prins Bernhard Cultuurfonds brengt uitgeverij Balans een toegankelijke reeks biografieën uit. De boeken zullen tussen nu en 2012 verschijnen.

In de reeks worden bekende figuren zoals Jacob Cats en Jacob van Lennep geportretteerd, maar ook minder bekende zoals Mina Kruseman en Jacob Roggeveen.

Voor alle delen geldt dat de hoofdpersoon een uniek venster op zijn of haar tijd biedt, aldus de uitgever.

”Een pion voor een dame” is het eerste deel in de reeks.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer