Familie krijgt postuum Yad Vashem-onderscheiding
Kees den Hollander was in de oorlog groentehandelaar in Den Haag. Hij woonde met zijn vrouw Pietertje en hun zoon Dirk aan het Westeinde. Hun eerste onderduiker was de 20-jarige Herman Norden, die zich in 1942 moest melden voor een werkkamp in Duitsland. In het najaar was het aantal onderduikers gestegen tot dertien. Zij allen overleefden de oorlog.
Het echtpaar Den Hollander en hun zoon Dirk werden donderdag postuum geëerd met de Yad Vashem-onderscheiding, waarmee de staat Israël niet-joden eert die zich verdienstelijk hebben gemaakt bij het redden van joden. De bijeenkomst vond plaats in de Liberaal Joodse Gemeente in Den Haag.
Verder werden postuum geëerd Gerrit en zijn vrouw Neel Kardol uit Nieuw-Vennep. Zij namen in juni 1943 het ruim driejarig joods meisje Manuela Polak op, dat voortaan Nellie Kardol heette. Via het verzet werd haar moeder, die elders was ondergedoken, op de hoogte gehouden van het reilen en zeilen van haar dochtertje. De laatste maanden van de oorlog kwam de moeder in het weekeinde bij de Kardols opdat moeder en dochter weer aan elkaar konden wennen.
Eveneens postuum werden geëerd de timmerman Jaap de Vries en zijn vrouw Wijntje uit Nieuwe Niedorp. In de zomer van 1942 namen zij het vierjarig joodse meisje Loesje Pinto op. Zij werd begin 1944 bij een inval van de Nederlandse politie opgepakt. Op 11 februari 1944 werd zij in Auschwitz vermoord. Op de grafsteen van De Vries is de naam van Loesje Pinto vermeld.
Ook postuum werden geëerd de slager Adrianus Luijer en zijn vrouw Christina uit Elst. Het kinderloze echtpaar had op 7 april 1943 het vierjarig joods meisje Bertha Goud uit Zevenaar opgenomen. Haar vader was in 1941 aan een ziekte overleden, haar in 1942 ondergedoken moeder werd door verraad gearresteerd en in 1943 in Sobibor vermoord. Na de oorlog werd het echtpaar Luijer haar pleegouders. Bertha Schouten-Goud nam donderdag de Yad Vashem-onderscheiding voor haar pleegouders in ontvangst.