Nieuwe bekostiging drukt op relatie huisarts-patiënt
Een nieuw bekostigingssysteem voor een deel van de huisartsenzorg zet de relatie tussen huisartsen en patiënten onder druk, betoogt dr. Steven van Eijck.
De huisarts is voor iedere Nederlander, al dan niet noodgedwongen, een vertrouwd persoon. De huisarts kent zijn patiënten, hun ziektes, hun problemen en hun gezinssituatie. Op die manier kan de huisarts zogeheten integrale zorg verlenen.De patiënt is voor de huisarts in de eerste plaats een mens inclusief zijn omgeving en niet een verzameling aandoeningen. Uit onderzoek blijkt dat de huisarts daarom als eerste geraadpleegd wordt bij gezondheidsvragen en voor die zorg gemiddeld met een dikke 8 wordt gewaardeerd. Met de relatie tussen de huisarts en de patiënt zit het dus wel goed.
Er zijn echter ontwikkelingen die deze relatie onder druk zetten. Conform het beleid van minister Klink van Volksgezondheid wordt dit jaar begonnen met de invoering van zogeheten ketenzorg, in eerste instantie voor de behandeling van patiënten met diabetes en risico’s op hart- en vaatziekten. Ketenzorg houdt in dat lokale zorgverleners in zogeheten zorggroepen afspraken maken over de gezamenlijke patiëntenzorg.
Het doel van die afspraken is de patiënt zo veel mogelijk zorg dicht in zijn buurt te geven; meer naar de huisarts en minder naar de specialist. Voor de patiënt is de huisarts daarbij de organisatorische spin in het web en zijn eerste aanspreekpunt. Dergelijke zorggroepen zijn in de afgelopen jaren overal tot stand gekomen, met aansprekende resultaten.
Wel is het noodzakelijk het aantal aandoeningen waarvoor zorgketens worden opgericht, te beperken tot maximaal drie à vier. Juist door zijn integrale benadering kan en wil de huisarts zijn patiënten niet in ziektes ‘opknippen’. Ervaringen in het buitenland leren dat meer zorgketens tot onnodige en daardoor dure zorg leiden.
Een groot probleem in de plannen van Klink zit hem echter in de manier waarop deze zorggroepen gefinancierd worden, de zogeheten ”functionele bekostiging”. Hierbij moet één willekeurige partij met een zorgverzekeraar een contract afsluiten om ketenzorg voor een bepaalde prijs te leveren. Vervolgens moet deze partij met alle betrokken zorgverleners onderhandelen over de prijs die zij voor hun deel van die zorg rekenen.
Hierdoor ontstaat een extra bureaucratische laag, maar wat erger is: de medisch integrale zorg komt in gevaar. Die financieringswijze benadert een patiënt namelijk vanuit zijn aandoening en niet vanuit de integrale zorgbehoefte.
Zolang de huisarts hoofdaannemer is, komt die integrale zorg niet in gevaar. Als echter omwille van de marktwerking de patiënt wordt opgeknipt in kwalen en ziektes die elk door andere (commercieel gedreven) zorggroepen mogen worden behandeld, dan komt die integrale zorg ernstig in de knel.
En als iemand anders als hoofdaannemer optreedt, ontstaat zelfs het gevaar dat de huisarts buiten het zorgproces komt te staan. Daarmee zou hij zijn rol als aanspreekpunt voor de patiënt verliezen. En dat is iets wat huisarts én patiënt niet willen.
De auteur is voorzitter van de Landelijke Huisartsen Vereniging.