Terug naar Zakho
Ariel Sabar onderneemt in ”Paradijs van mijn vader” een zoektocht naar de wortels van zijn vader, de Koerdische Jood Yona Sabar.
Dat paradijs is voor Yona Sabar de Noord-Iraakse stad Zakho, waar Joden, christenen en moslims zonder veel problemen samenleefden.Zakho heeft iets van een sprookjeslandschap, aldus Sabar, die de stad Zakho in 2005 bezoekt. „Het geboortedorp van mijn vader is een eiland in de rivier, te midden van een grote vlakte, omgeven door bergen met besneeuwde toppen. De Joden woonden op het eiland, zo afgelegen dat westerse bezoekers dikwijls dachten dat ze een verloren stam van de Israëlieten hadden ontdekt.”
Het is de stad waarvan de daken zo dicht bij elkaar staan dat Yona de hele Joodse wijk kan doorkruisen zonder de grond aan te raken. Hier in Zakho is de verhalenverteller met zijn hooivorkbaard die de verbeelding van Yona aanwakkert met fabels over geesten, bedelaars en helden. Ook is er Yona’s opa, met wie hij ’s ochtends voor schooltijd gaat bidden in de synagoge en die hem leert de Thora te lezen.
Zakho is een van de laatste plaatsen waar de Joden nog Aramees spreken, de taal die Jezus sprak. Het Aramees is in de achtste eeuw voor Christus als voertaal ingesteld. Als lingua franca houdt het stand tot de komst van de islamitische legers in de zevende eeuw na Christus en het plaats moet maken voor het Arabisch. Maar in geïsoleerde steden als Zakho wordt er 1200 jaar later door de 1471 Joden nog altijd Aramees gesproken.
Alles wordt anders met de komst van de staat Israël. De Arabische landen verliezen de oorlog van 1948 en reageren hun frustraties af op de Joden in eigen land. Yona en zijn familie vertrekken in 1951 naar het beloofde land, waar Koerdische Joden als tweederangsburgers worden behandeld. Europese Joden in Israël kijken neer op hun geloofsgenoten uit het Midden-Oosten. Yona en zijn ouders waren in Zakho welgesteld, maar worden hier weggestopt in een achterbuurt. De Koerdische Joden moeten genoegen nemen met slecht betaalde banen.
De jonge Yona werkt overdag in een cementfabriek, ’s avonds maakt hij zijn huiswerk. Hij blijkt over een goed stel hersens te beschikken en gaat studeren aan de Yale-universiteit in de Verenigde Staten. Hij ontwikkelt zich tot een van de belangrijkste wetenschappers op het gebied van het Aramees, de taal waarmee hij opgroeide.
Yona huwt in de Verenigde Staten een Amerikaanse Jodin en krijgt een zoon, Ariel, de schrijver van het meeslepende verhaal. De jonge Ariel moet weinig hebben van zijn vader, in zijn ogen „niet echt een moderne man.”
Ariel gaat anders over zijn vader denken bij de geboorte van zijn eigen zoon. „Zou Seth net zo met mij breken als ik met mijn vader had gebroken?” Hij herstelt de relatie met zijn vader en probeert hem te begrijpen.
Samen met zijn vader bezoekt Ariel in 2005 Zakho. De gemeenschappelijke reis vormt de basis voor de indrukwekkende levensbeschrijving. Zakho is niet langer het afgelegen grensstadje dat zijn vader 54 jaar geleden is ontvlucht. Het lijkt er zelfs niet op. De bevolking is met 75.000 inwoners verdrievoudigd. Zakho, vlak bij de grens met Turkije, is nu de handelspoort van Noord-Irak.
Van de vroegere Joodse bewoners zijn zelfs de sporen uitgewist. Zo is de Joodse begraafplaats er niet meer. Nadat de Iraakse troepen in 1976 een Koerdische opstand hadden neergeslagen, verdween het eeuwenoude Joodse kerkhof onder asfalt.
De vroegere Joodse wijk is nu de armste van de stad. Buizen uit primitieve betonnen huizen stuwen afvalwater de straat op, waarvandaan het bedorven eten en ander vuil naar de rivier de Habur stromen. Ariel en zijn vader vinden het familiehuis, maar Yona twijfelt evenwel. „Alles is anders”, zegt hij. „Het leven staat niet stil. Niets wacht op jouw bezoek.”
”Paradijs van mijn vader”, Ariel Sabar; uitg. Mistral, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 499 5125 2; 352 blz,; € 19,95.