Mara’s en Elims in vijandelijk gebied
Angstaanjagend gehuil van bommen, allesverwoestende explosies. Laaiend vuur legt gebouw na gebouw in de as. Te midden van het nietsontziende geweld klinkt vanuit een fabriekskelder een stil gebed. „O God, ontferm U onzer!”
Boven Duisburg werpen de geallieerden 18.000 ton bommen uit op 15 oktober 1944. De piloten hebben geen weet van de doodsangsten die de Yersekse dwangarbeider Hubrecht Nieuwenhuize beneden uitstaat.Treffend beschrijft Nieuwenhuize in ”Hulp in benauwdheden” hoe zijn enige hoop in die angstige ogenblikken gevestigd is op God, Die redt in nood. „Roepende tot de Heere in de benauwdheid. Dat was het enige wat overbleef: de bewarende handen van een almachtig God.” Het is die bewarende genade die als een gouden draad door het boek heen loopt, zo schrijft ds. C. van Krimpen in het voorwoord.
Als de oorlog uitbreekt, heeft de dan 19-jarige Hubrecht nog geen weet van wat hem te wachten staat. De eerste jaren van de bezetting verlopen betrekkelijk rustig. Maar dan doemt het spook van de ”Arbeitseinsatz” op. De bezetter dwingt talloze Nederlandse mannen om te gaan werken in de Duitse oorlogsindustrie. In juni 1943 komt ook voor Nieuwenhuize de oproep: hij moet aan het werk in een Berlijnse fabriek. Nooit is hij ver van huis geweest. Vanuit het rustige Yerseke moet hij naar het vijandige Duitsland.
Eind november ’43 breekt het moment aan dat Nieuwenhuize afscheid nemen moet van zijn familie. Niet Berlijn, maar de Demagfabriek in Duisburg, vlak over de grens in het Ruhrgebied, is het einddoel van de reis. Hij gaat, met vrede en berusting in zijn hart. Uitvoerig beschrijft Nieuwenhuize vervolgens zijn verblijf in de fabriek, waar hij als fijnbankwerker tewerkgesteld wordt.
De eerste tijd in Duisburg leven de dwangarbeiders in betrekkelijke vrijheid. Op de zondagen bezoekt Nieuwenhuize de Hollandse kerkdienst, een rustpunt in de drukke werkweek. Steeds vaker echter verstoort het luchtalarm de diensten, als de geallieerde eskaders over het Ruhrgebied vliegen.
Duisburg is het doelwit van hevige bombardementen. Het front schuift meer en meer op richting Duitsland. In maart 1945 moeten de arbeiders hun werkplek te verlaten.
Terug naar Nederland kan niet. Het front ligt als een onneembare hindernis tussen dwangarbeid en vrijheid. Een bange reis vol ontberingen door Duitsland volgt. Opgejaagd door hun begeleiders, met spaarzame maaltijden, op versleten schoeisel. Een reis vol Mara’s, zo omschrijft Nieuwenhuize.
Toch zijn er ook Elims. Als de arbeiders na een lange mars uitrusten in het gras en hun kapot gelopen voeten mogen wassen in de rivier. Of als ze genieten van brood met margarine.
De rust is telkens van korte duur. Honderden kilometers marcheert Nieuwenhuize door Duitsland, van werkplek naar werkplek. Totdat hij op 8 april 1945 in Rehren de Amerikaanse troepen ontmoet. Diezelfde maand keert hij per fiets huiswaarts.
”Hulp in benauwdheden” is het persoonlijke relaas van een eenvoudige Zeeuwse jongen, die –ondanks alle ontberingen– Gods trouwe zorg ervaren mag. De uitvoerige beschrijving maakt het soms lastig de verhaallijn in het boek te volgen. Anderzijds zijn het juist de details die de hachelijke belevenissen tastbaar maken. Dankbaar kijkt Nieuwehuize terug op zijn behouden thuiskomst. „Hoe wonderlijk heeft Zijn hand mij bewaard. Het leek dat ik een kromme weg moest gaan, maar toch was het een rechte weg.”
N.a.v. ”Hulp in benauwdheden, een Yersekse dwangarbeider in Duitsland (1940-1945)”, door H. Nieuwenhuize; uitg. De Ramshoorn, Goes, 2009; ISBN 978 90 7646 687 3; 320 blz.; € 24,95.