Berlijners vechten voor hun unieke gaslantaarn
Gaslantaarns als straatverlichting. Het klinkt als een beeld uit een negentiende-eeuws plaatjesboek met een hoog Charles Dickensgehalte. Toch zijn ze er nog. Bijna de helft van de ongeveer 100.000 gaslantaarns wereldwijd is in het oude West-Berlijn te vinden. Nu wil Berlijn besparen en ze wegdoen, tot verontwaardiging van menig Berlijner.
De straten zijn bedekt met de eerste sneeuw van deze winter, in het vale avondlicht oogt de brede Slotstraat in de chique wijk Charlottenburg grauw en kil. De avond valt vroeg in Berlijn, om vier uur ontbrandt de eerste straatverlichting. Willekeurig springen hier de lampen aan. Kleine gloeiende staafjes, fier in een omgekeerde glasstolp.Wie niet beter weet, gelooft dat de helft van de straatverlichting kapot is. Pas na een halfuurtje blijken ze allemaal te functioneren. Dan ligt er een zachte en vooral heldere gloed over het sneeuwdek. Gaslichthobbyist Jonathan Jura verklaart de werking: „De lantaarns werken onafhankelijk van elkaar. De lantaarns naast bomen gaan eerder aan. De stroom voor de ontsteking komt van een klein zonnepaneeltje, waarna het gas de keramische gloeisokken tot gloeien brengt.” Als er eentje aanfloept dan ratelt het kort, alsof een gasfornuis wordt aangestoken.
„Gaslicht heeft een onmiskenbare kleurtoon die je het beste als wit-goud kunt omschrijven. Het licht weerkaatst niet, is natuurlijk en werkt rustgevend. Geen enkel ander licht werkt zo behagelijk”, aldus Jura’s kompaan Bertold Kujath.
Jura, 30 jaar, is muzikant, Kujath, 50, is stralingsdeskundige in het Charité, het Berlijnse universitair ziekenhuis. Beiden zijn opgegroeid met gasverlichting op straat en kunnen zich een Berlijn zónder niet voorstellen, zoals veel Berlijners. Hun actiegroep Gaslicht Cultuur strijdt voor het behoud van de 44.000 Berlijnse gaslantaarns, nog altijd een vijfde van het totale aantal straatlantaarns in de Duitse hoofdstad.
De wijk rond de Slotstraat biedt de grootste variatie aan gaslampen en de enige Char-lottenburgse vijfarmige kandelaber uit 1903 die nog op z’n oorspronkelijke plek staat. Kujath en Jura schudden de bijzonderheden van de diverse modellen en historische details uit hun mouw.
Van de ”zweepmastrijtjeslamp” (een unieke Berlijnse ontwikkeling uit de jaren 50, bedoeld voor de hoofdstraten) en de trottoirlamp Bamag U7 (hiervan zijn er de meeste: 30.000) tot de Schinkellamp (het klassieke zeshoekige model uit 1892, het oudste in Berlijn, waarvan sommige nog origineel zijn).
De beide heren roemen vooral het unieke licht van de gaslantaarn. Kujath wijst op de kraakheldere glasplaatjes: „Gaslichten hebben ook niet die vieze insectenlaag van elektrische verlichting, omdat het licht door de afwezigheid van uv-stralen geen insecten aantrekt.”
De keerzijde is dat een gaslantaarn 150 euro per jaar extra kost en bovendien inefficiënt met energie omgaat. Daarom wil het Berlijnse stadsbestuur ze grotendeels weghebben. Als eerste moeten uiterlijk in 2014 de ruim 8000 zweepmastrijtjeslampen omgewisseld zijn. Kosten: bijna 30 miljoen euro.
De twee kennen de argumenten en hebben ook hun antwoord klaar: „Gaslantaarns gaan veel langer mee, omdat het binnenste van de lantaarns volledig met gas gevuld is en daardoor niet corrodeert, zoals bij elektrische belichting. In Berlijn staan altijd nog meer dan duizend lantaarns die meer dan een eeuw oud zijn”, weet Jura. „Dat spaart weer.”
En het klimaat? Kujath formuleert het zo: „De glas-in-loodramen van de Keulse dom worden toch ook niet vervangen omdat ze niet genoeg isoleren? Het gaat hier om uniek technisch en cultureel erfgoed. De bijdrage aan de CO2-uitstoot van Berlijn is te verwaarlozen, geen half promille.”
Alle gaslampen willen behouden is onrealistisch. Dat beseffen de mannen ook wel. „Maar het bijzondere karakter dat de gaslantaarns Berlijn geven, moet niet worden aangetast. Vorig jaar hebben we tijdens de museumnacht een rondleiding aangeboden. Het liep storm. We moesten extra bussen inhuren.”
Voor Kujath en de zijnen is het duidelijk: de industriële gasverlichtingscultuur van Berlijn is uniek in de wereld. „Daarmee heeft Berlijn goud in handen. Alleen het stadsbestuur weet dat niet.”