N.C. Kist: bezield, maar niet bezielend
Zonder twijfel was Nicolaas Christiaan Kist (1793-1859) een groot geleerde en een nauwkeurig doorzoeker van archieven. Zelf was hij een bezield wetenschapper, maar anderen bezielen kon de 150 jaar geleden overleden wetenschapper niet. Noch door zijn kerkhistorisch werk, noch door zijn preken raakte hij de harten van lezers en hoorders. Hij is een eenling gebleven.
Op 11 april 1793 wordt Nicolaas Christiaan Kist in Zaltbommel geboren. Zijn vader, Joost Kist, is daar predikant.Zijn moeder is Syburgh Henrika Royaards. Zij is een zuster van de Utrechtse hoogleraar in de theologie Herman Royaards. Deze hoogleraar zal Nicolaas er later toe brengen zich niet op een juridische, maar op een kerkelijke loopbaan te richten. En omdat Kist junior goed kan opschieten met de zoon van de hoogleraar besluit hij om samen met deze neef theologie te gaan studeren in Utrecht.
Zoelen
De theologische studie vordert vlot. Hij studeert samen op met zijn neef. De twee onderbreken hun studie om in 1815 als ”vrijwillige jager” op te trekken in de strijd tegen Napoleon, zodat zij een tijdlang bij Valenciennes gelegerd zijn. De twee studenten studeren op 13 juni 1817 af. Op 13 maart 1818 promoveert Kist, een dag na Royaards junior.
Zijn eerste gemeente wordt Zoelen. Hij trouwt er met de 21-jarige Catharina Wilhelmina Dijckmeester. Zij zal hem overleven.
Kist doet er het werk van een predikant, maar gezegd moet worden dat voordracht niet zijn sterkste kant is: als predikant niet, en als hooggeleerd redenaar al evenmin. Hij wordt populair als hij tijdens een watersnood getroffenen de helpende hand toesteekt.
Kist studeert in zijn Zoelense tijd ook vlijtig in de kerkgeschiedenis en wordt in 1823 benoemd als hoogleraar in de kerkelijke geschiedenis te Leiden. Zijn neef Royaards krijgt een benoeming als hoogleraar in Utrecht. Nadat Kist zijn oratie heeft uitgesproken reizen ze samen naar Zoelen en in de trekschuit schijnen ze het plan te hebben opgevat om een kerkhistorisch tijdschrift in het leven te roepen. Het duurt echter nog tot 1829 voordat de eerste aflevering van dit ”Archief voor kerkelijke geschiedenis inzonderheid van Nederland” verschijnt, een tijdschrift dat onder verschillende titels meer dan anderhalve eeuw zijn stem zal laten horen in het vaderland. Tegenwoordig spreekt het eigenlijk alleen internationaal nog een woord(je) mee.
Authentieke stukken
Het tijdschrift is inderdaad vooral een archief. Kist neemt authentieke stukken op en doet aan bronnenpublicaties. Of er nu wel of geen verbanden gelegd worden, maakt voor hem geen verschil.
Het blad bevat ook overzichtsartikelen, zoals dat over de beruchte ”pausin Johanna”, de enige vrouw die ooit paus geweest zou zijn. Het levert hem polemieken op van rooms-katholieke zijde. Dat doet hem weinig, want hij is uitgesproken antipapistisch.
Met name zijn uitgebreide studie over de Nederlandse biddagsbrieven blijft van groot belang. Heel secuur –want Kists precisie is spreekwoordelijk– wordt alles weergegeven. Hoe aantrekkelijk het artikel ook voor specialisten mag zijn, het is voor gewone belangstellenden vrij droge kost.
Liberale visie
Kist heeft eigenlijk nooit school gemaakt. Sommige studenten waarderen wel zijn aanpak van de ethiek, waarbij hij zich op gewone pastorale situaties richt, en naast Bijbelteksten de praktijk als uitgangspunt neemt, maar in kerkhistorisch opzicht slaan ook zijn meest begaafde leerlingen andere wegen in. Gelukkig maar, kun je achteraf verzuchten, want daardoor zijn hun studies veel leesbaarder en voegen ze werkelijk iets toe.
In principieel opzicht stoot Kists liberale visie een andere categorie van studenten af. Toekomstige predikanten zoals L. G. C. Ledeboer ergeren zich aan zijn optimistische kijk op de mens en op zijn drijven van de vrije wil. Kist mag dan wel stellen dat die leer van de vrije wil er alleen een waarborg voor kan zijn dat de mens „een redelijk vrijwerkend wezen” is, zij die iets meer inzicht hebben in de ellende van de mens willen hem hierin niet volgen.
Leidse jagers
Als hoogleraar gaat Kist ook voor in kerkdiensten. Het is niet zijn sterkste kant. Er zijn meerdere leerredenen van hem in druk uitgegeven. Een daarvan spreekt hij uit op 12 december 1830 in de Leidse Pieterskerk in verband met het vertrek van de Leidse studenten die de strijd zullen aangaan tegen wat men noemt „het muitziek rot der Belgen.” Deze Leidse jagers worden overladen met toespraken en Kist blijft niet achter.
Denkt hij terug aan de tijd dat hij er zelf opuit is getrokken? In ieder geval, de toespraak krijgt pas enige gloed als hij het heeft over de actualiteit: „Van waar dat nieuw ontstoken vuur van vaderlandsliefde, hetwelk in duizenden harten blaakt? Van waar die edele drift, waarmede onze nijvere burgerij huis en haard en bedrijf en alles wat lief en dierbaar is, heeft vaarwel gezegd?” Toch blijft het jammer dat hij in een preek alleen maar over dergelijke, achteraf bezien vrij onbenullige, voorvallen enthousiast raakt.
Hetzelfde doet zich voor in de vele toespraken die Kist houdt voor allerlei maatschappijen. Volgens prof. dr. O. J. de Jong zijn ze „stuk voor stuk waardevol om de exacte gegevens, maar pas in gedrukte vorm genietbaar.”
Nicolaas Christiaan Kist overlijdt op 21 december 1859 in zijn woonplaats Leiden. Een eenling in het kerkhistorisch landschap van zijn dagen. Zeker geleerd, echter zonder begeestering.
Ds. Nicolaas Christiaan Kist wordt predikant in het Betuwse Zoelen, maar hij maakt vooral naam als hoogleraar met grote liefde voor de geschiedenis. Een spreker is hij echter niet. Foto??
Val van Bommelse toren loopt goed af
Nicolaas Kist laat jong zijn geboorteplaats Zaltbommel achter zich. Helemaal vergeten kan hij de plaats waar hij zijn jeugd heeft doorgebracht uiteraard niet en in latere geschriften staat hij wel eens stil bij gebeurtenissen uit die tijd.
Het mooiste voorbeeld daarvan staat in zijn boek ”Neerland’s bededagen en biddagsbrieven” uit 1848. Kist noemt daarbij de toren van de kerk van Zaltbommel en voegt daaraan toe dat hij hoopt dat zijn lezers het hem niet zullen „misduiden” als hij een voorval uit het jaar 1805 vermeldt. Hij is dan twaalf jaar oud en met een vriendje heeft hij de kerktoren beklommen. Op een hoogte van 60 meter kijkt hij door de luiken omlaag, maar hij wordt bevangen door een duizeling die hem naar beneden doet vallen. Kist vervolgt: „Niets scheen te kunnen beletten dat mijn val niet in een gehele verplettering op de stenen kerkvloer eindigde. Maar Gods bewarende hand behoedde mijn leven.”
Hij klapt op een luidklok, zo’n 20 meter lager, en stuit op een rand daar iets beneden. De val vermorzelt zijn linkerdijbeen, maar hij slaagt er wel in om zich vast te grijpen.
Een metselaar die er aan het werk is, pakt hem op en draagt hem naar beneden. Kist besluit: „De aandoeningen van mijn ouders, bij het zien van mijn toestand en bij het vernemen van het gebeurde, waag ik niet te beschrijven. Wat mijzelf aanbelangt: zo zichtbaar bewaard en boven bidden en denken ook van mijn gevaarlijke beenbreuk hersteld, was en bleef mij die Bommelse toren als een opgericht teken van Gods goedertierenheid over mij.”
Het is een mooie herinnering en hij toont Kist van een kant die we in zijn meeste publicaties tevergeefs zoeken.