Gao Xingjian geeft geen commentaar
Titel:
”Kramp”
Auteur: Gao Xingjian; vert. Michel Hockx e.a., met een nawoord van Mark Leenhouts
Uitgeverij: Meulenhoff
Amsterdam, 2001
ISBN 90 290 7010 2
Pagina’s: 128
Prijs: € 13,52 ƒ 29,75).Het Chinese taalgebied is een van de grootste in de wereld. Toch heeft het honderd jaar geduurd voordat een Chinese schrijver bekroond werd met de Nobelprijs voor literatuur. In 2000 werd deze prijs aan Gao Xingjian uitgereikt en pas een klein jaar daarna kreeg het Nederlandse publiek een vertaald boek van deze Chinees in handen: ”Kramp”.
”Kramp” is een bundel met zes verhalen en is bedoeld als kennismaking. Kenners beweren dat dit zestal de ideale introductie vormt tot het werk van Gao Xingjian (1940). Ik moet zeggen dat deze kennismaking mij niet is tegengevallen. Bij een volslagen onbekend auteur heb je nu eenmaal weinig redenen om vooraf al enthousiast te zijn. Maar de verhalen uit ”Kramp” overtuigen in zekere zin wel. Niet voor honderd procent; het zijn nu eenmaal korte stukken proza. Het zou interessant zijn eens een roman van Gao te lezen, om verder in zijn literaire wereld door kunnen te dringen en een breder oordeel te kunnen geven. Zo ben ik erg benieuwd naar zijn roman ”Berg van de ziel”, waarin hij tijdens een voettocht in het zuidelijke China zich op allerlei vraagstukken bezint, zoals religie, boeddhisme, gewoonten, mythen en legenden en dergelijke. Gao woont overigens sinds 1988 in Parijs. Hij schrijft verhalen, romans, toneelstukken en kritieken.
Wat opvalt in de verhalen van Gao is de concentratie op de handeling van het verhaal. In het eerste verhaal is dat de buikkramp van een zwemmer, die bijna tot een dodelijke afloop leidt. In ”Een ongeluk” beschrijft Gao nauwkeurig hoe een verkeersongeluk met een fietser en een bus zich voordeed, hoe de drukte daaromheen ontstond en weer wegebde. In ”In een oogwenk” gebeurt er van alles –een paar mannen trekken aan een koord; een man zit aan het strand te dutten terwijl de vloed opkomt; enzovoort– wat door de schrijver zonder commentaar achter elkaar wordt geplaatst. Daar zit het hem eigenlijk ook in: Gao geeft geen commentaar, hij hecht geen betekenissen aan gebeurtenissen en ontwikkelingen.
Communisme
Dat geeft aan de verhalen een serene kalmte, maar ook stelt het je voor vraagtekens. Maar misschien is dat wel een typische westerse leeshouding, het nadrukkelijke zoeken naar aanwijzingen tot begrip van de tekst. Bijna altijd immers tref je bij het lezen van een roman een zekere mate van bespiegeling aan. Met een symbool, een naam of een situatie kan een auteur duidelijk maken dat er méér meespeelt, dat er een diepere verhaallaag is die aan de oppervlaktelaag een extra dimensie en een extra betekenis geeft. Op die manier legt een literair werk in feite zichzelf uit. Maar bij Gao zoek je vergeefs naar aanwijzingen tot het juiste begrip. Hij zwijgt in alle talen, maar beschrijft ondertussen wel met meesterlijke precisie wat er allemaal gebeurt.
De toelichting die achterin de bundel is opgenomen, van de hand van Mark Leenhouts, maakt een en ander duidelijk. Gao is zich uitermate bewust van de taal als middel tot beschrijving, suggestie en evocatie. Dat heeft in zijn geval te maken met zijn verleden, zijn leven in het totalitaire China. Gao wil de taal zuiver houden en ontdoen van de vervuiling door het Chinese communisme. Hij groeide op in het Maoïstische China, waar de werkelijkheid van het mensenbestaan voorgebakken was in standaardleuzen, voorschriften en aanbevolen vreugden van communistische signatuur. Gao wilde onder die rode terreur wegkruipen omdat het voor hem als schrijver tevens taalterreur inhield.
Wie zich niet hield aan het socialistische realisme, zoals dat vanuit Peking werd en wordt voorgeschreven, kon en kan nog steeds rekenen op fikse tegenstand van het regiem. Als taalman distantieert Gao zich van zijn vaderland, veel meer dan in politiek of sociaal opzicht. Hij is dan ook geen dissident, zoals die in het voormalige Oostblok wel optraden met een fel protest tegen de bestaande orde. Gao’s verzet is veel implicieter, veel kleinschaliger, maar toch wel toegesneden op de kern van de zaak: de vrijheid van het individu. Als hij zich dus in zijn verhalen onthoudt van commentaar en ’zingeving’, verweert hij zich tegen de alles doordringende onvrijheid die hij ervaren heeft in China. Zijn grote concentratie op gebeurtenissen en dingen zonder meer, houdt volgens de genoemde Mark Leenhouts vervolgens ook verband met zijn sympathie voor en hang naar het boeddhisme.
Universeel
Gao schreef ook veel toneelwerk en dat is het sterkst merkbaar in het verhaal ”In het park”. Dit verhaal bestaat uit een lange dialoog, soms kort onderbroken door een sfeertekening. Het is werkelijk heel knap hoe Gao erin slaagt om uit deze korte zinnetjes een hele wereld te voorschijn te toveren. Dat vereist een sterk suggestief taalvermogen. Het is intussen niet ’een’ wereld die tot leven komt, maar eerder ’de’ wereld, of nog beter: ’onze’ wereld: de dialoog is geladen met een universele thematiek: trouw en ontrouw, teleurstelling, verdriet en dood. De geografische, politieke en culturele kloof tussen West-Europa en China is in zo’n verhaal geheel verdwenen. Daar zit ongetwijfeld meteen ook de klasse van Gao: het universele menselijke ervaren herkenbaar en soms adembenemend onder woorden brengen.