Vergrijzing is geen probleem
Opdracht: Vertel binnen vijf minuten tien grappen over het probleem van de vergrijzing. Uitkomst: Dat is onmogelijk, want die bestaan niet. Conclusie: Vergrijzing als probleem leeft niet.
Rapporten over het thema vergrijzing zijn er genoeg. Bijna wekelijks produceert een wetenschappelijk instituut of (semi)overheidsinstelling wel een onderzoek waarin de maatschappelijke gevolgen van de vergrijzing breed worden uitgemeten. De scenario’s zijn somber en verontrustend.Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zegt in de Monitor Ouderenbeleid 2008 dat in 2030 ongeveer 4 miljoen Nederlanders ouder zal zijn dan 65 jaar. Dat is dan bijna een kwart van de bevolking. Het percentage mensen dat werkt zal over twintig jaar aanzienlijk lager zijn dan nu. De potentiële beroepsbevolking (de mensen tussen de 15 en de 65 jaar) is nu 68 procent; in 2030 is dat nog maar 56 procent. Deze week vertelde het Sociaal en Cultureel Planbureau te verwachten dat de kosten voor de zorg stijgen van 9,8 miljard euro in 2005 naar 30,3 miljard in 2030.
Alleen beleidsmakers
De prangende vraag is dus: Hoe houden we de ouderdomsvoorziening op peil? Kunnen we die in de toekomst wel blijven betalen? En vooral: willen we die blijven betalen? Die vragen zijn op dit moment niet afdoende te beantwoorden. Maar een volmondig ja valt ook niet te geven.
Zoals met veel problemen: mensen worden gewaarschuwd dat ze eraan komen, maar ze gaan pas mopperen of iets doen als de moeilijkheden zich werkelijk aandienen. Dat lijkt ook te spelen rond het thema vergrijzing. Beleidsmakers zijn er druk mee, burgers maken zich er niet druk om.
Zeker de jongeren, die straks vooral de kosten van de grijze golf zullen moeten financieren, lijken daar nog niet echt bezorgd over te zijn. Dit zal voor een belangrijk deel samenhangen met jeugdige onbekommerdheid. Het is dan ook lang niet zeker dat uit hun stilzwijgen valt af te leiden dat ze straks royaal en loyaal over de brug zullen komen.
Averechts
Juist de manier waarop beleidmakers de bewustwording in de samenleving op gang willen brengen, heeft het risico in zich averechts te werken. Vergrijzing wordt voortdurend gepresenteerd als een probleem. En dat is het ook, maar er zijn naast de zware schaduwen ook lichtzijden. Wanneer het accent uitsluitend wordt gelegd op de problemen en vooral op de kosten die de groeiende groep ouderen veroorzaken, kan dat invloed hebben op de visie van jongeren op de ouderen. Die wordt dan negatief gestempeld. Dat kan afbreuk doen aan de bereidheid van jongere generaties om straks bij te dragen aan de oplossing. Het daarom van belang ook de andere, de meer positieve kanten te belichten.
Geen medelijden
Wie jongere generaties straks wil motiveren om mee te doen aan de zorg voor mensen op leeftijd, die is er niet met het argument dat het zo zielig is om ouderen, die hun leven lang hard gewerkt hebben, aan hun lot over te laten. Medelijden heeft een korte levensduur en maakt vaak snel plaats voor gewenning, die overgaat in onverschilligheid.
Die onverschilligheid wordt ook nog eens in de hand gewerkt door de toekomstige omvang van de groep 65-plussers. Een eenzaam oud vrouwtje dat achter de geraniums zit te verpieteren wil men nog wel helpen; honderd ouderen die hun huis niet uitkomen, laat men veel gemakkelijker zitten.
Willen jongeren in de toekomst meehelpen aan het oplossen van de vergrijzingsproblematiek dan zullen zij de waarde van de ouderdom moeten leren zien. Dat motiveert meer dan een beroep op medelijden of solidariteit.
Beleidsmakers en opinieleiders vinden het echter juist moeilijk om die waarde en betekenis van ouderen goed onder de aandacht te brengen. Wel worden er in het bedrijfsleven pogingen gedaan om de schat aan ervaring van ouderen onder de aandacht van werkgevers te brengen, maar in de praktijk blijkt dat nauwelijks te helpen.
Eerbied voor grauwe haren
Het zou een boeiend thema voor wetenschappelijk onderzoek zijn, om na te gaan wat de relatie is tussen de afnemende waardering voor de ouderdom en de ontkerstening. Immers, de Bijbel schetst bepaald geen negatief beeld van de ouderdom. Integendeel, daar wordt juist de positieve zijde van het oud zijn beklemtoond.
Fundamenteel voor het Bijbels spreken over de ouderom is dat het leven van de mens, dus ook dat op hoge leeftijd, een gave van God is. God geeft en neemt het leven. Zolang de mens dat leven in bruikleen heeft, mag hij ervan genieten en moet hij het gebruiken. Dat geldt voor een jongvolwassene maar ook voor een grijsaard.
Het gaat nog verder. De ouderdom is volgens de Bijbel een bijzondere zegen. In de Tien Geboden beveelt de Heere de mens zijn ouders te eren „opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de Heere uw God u geeft.” In Psalm 91 zegt de Heere tot degenen die op Hem betrouwen dat Hij ze „met langheid der dagen zal verzadigen.” Dat schonk hij bijvoorbeeld Abraham. „En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden” (Gen. 15:15).
Ouderdom is in de Bijbel onlosmakelijk verbonden met waardigheid. De oudere verdient respect. Kerntekst is in dit verband Leviticus 19:32: „Voor het grauwe haar zult gij opstaan en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; Ik ben de Heere.” Eerbied voor het grauwe haar was in het oude Israël niet alleen kenmerk van wellevendheid; het was gebod!
Wijsheid
Voor het vereiste respect jegens ouderen voert de Bijbel verschillende argumenten aan. Ouderen hebben veel levenswijsheid. „In de stokouden is de wijsheid, en in de langheid der dagen het verstand” (Job 12:12). Hun levenservaring kan jongere generaties van nut zijn. In Psalm 66 zingt de dichter: „Komt, luistert toe, gij Godgezinden, Gij die den Heer’ van harte vreest, Hoort, wat mij God deed ondervinden; Wat Hij gedaan heeft aan mijn geest.” Om die reden hadden de ouden in Israël gezag. De oudsten zaten in de poort om het bestuur van de stad te regelen en waar nodig recht te spreken.
Dezelfde gedachten komen in het Nieuwe Testament voor. Alleen worden ze minder daar nadrukkelijk benoemd. Volgens de nieuwtestamenticus F. F. Bruce is daarvoor een goede reden. „Het respect voor ouderen en de eerbiediging van hun gezag is in de tijd van het Nieuwe Testament zo diep in de Joodse samenleving verworteld dat dit niet behoefde te worden geaccentueerd. Eerbied voor de grijze haren was een vanzelfsprekendheid.” Toch schrijft Paulus aan Timotheüs dat een oude man niet zwaar bestraft mag worden, zelfs als hij ongelijk heeft. (1 Tim. 5:1)
Ouderen zijn dus volgens de Bijbel niet een kostenpost, integendeel, zij hebben een meerwaarde. Hun betekenis voor de samenleving is groot. Vanuit die gedachte was er ook niet een bekostigingsprobleem.
De zorg voor ouderen stond niet ter discussie, ook al vergde die soms inspanning en het zichzelf genoegens ontzeggen. Kinderen beseften op grond van het vijfde gebod zorg te moeten dragen voor ouderen. Jozef bekommerde zich om zijn vader Jakob en David zorgde voor de oud geworden Barzillai.
Niet afschrijven
Natuurlijk kan men zich afvragen in hoeverre deze Bijbelse gegevens nog wel bruikbaar zijn voor onze tijd. Het antwoord is zonder meer ja. Ook al zijn de tijdsomstandigheden veranderd en leven we nu in een moderne maatschappij, de Bijbelse grondgedachten zijn nog steeds actueel.
Bij de zorg voor de oudere moet het uitgangspunt gelden dat hij schepsel van God is en als zodanig gewaardeerd moet worden. Het is on-Bijbels, het is werkelijk zonde om deze schepselen af te schrijven.
Daarnaast zal meer oog moeten komen voor de betekenis die ouderen met hun ervaring kunnen hebben voor de samenleving. Van hun levenswijsheid kan meer gebruik worden gemaakt.
Hier en daar gebeurt dat al in het bedrijfsleven. Oudere, soms al wel gepensioneerde werknemers coachen jongeren. „Ik wil dat jullie leren van de fouten die ik in mijn leven heb gemaakt. Dan hebben ze tenminste nog hun nut gehad”, zei een topmanager een paar maanden geleden tijdens een traineeship voor jonge consultants.
Van die scholing van jongeren door ouderen wordt nog veel te weinig gebruikgemaakt. Vaak wordt gedacht dat afgezwaaide werknemers geen betekenis meer hebben voor het bedrijf. Ze staan buiten het arbeidsproces en benen de veranderingen niet meer bij. Maar is dat juist? Inderdaad, zestigplussers kunnen niet meer alle veranderingen meemaken, maar is levenswijsheid op zichzelf ook niet kapitaal dat ingezet kan worden bij de vorming van mensen? Veel ouderen vinden het bovendien nog leuk om dat werk te doen. Zo blijven ze nog enigszins betrokken bij hun vroegere werk en voelen ze zich ook niet uitgerangeerd. Bovendien kan die betrokkenheid van ouderen bijdragen aan een grotere waardering bij jongere generaties voor de grijsheid.
Niet alleen binnen het bedrijfsleven maar ook binnen de kerkelijke gemeenten kunnen ouderen meer worden ingezet. Een voorbeeld: Waarom worden in adviescommissies nogal eens drukbezette gemeenteleden benoemd die in hun agenda nauwelijks nog een gaatje hebben, terwijl er ouderen zijn –door het leven gerijpt– die een dergelijke commissie minstens zo goed zouden kunnen bemannen?
Vertrekpunt
Het lijkt bijna een automatisme dat 65-plussers uitgerangeerd zijn. De fout die daarbij gemaakt wordt is dat mensen nogal eens omgerekend worden naar hun materiële en economische waarde. Wie van die gedachte uitgaat, komt inderdaad uit bij het afschrijven van ouderen; dan zijn ze alleen maar een kostenpost. En als de kosten dan oplopen, praat niemand meer over de waarde en de betekenis van ouderen.
Wie weet dat levenswijsheid van ouderen veel waard is, wie de mens op leeftijd eert, zal ook niet direct het probleem van de vergrijzing vanuit de kosten benaderen. Maar veel meer vanuit het respect voor hen en de verbondenheid met ouderen.
Daarmee is het probleem van de vergrijzing niet weggeredeneerd. Dat probleem bestaat. De kosten voor de verzorging van ouderen zullen stijgen. Maar het is wel de vraag welk vertrekpunt wordt gekozen. Wie wil vasthouden aan de Bijbelse gedachten heeft maar één uitgangspunt: de oude verdient respect, waardering, eerbied en dus ook zorg.