Geiten ruimen: hier is niemand blij mee
De tijd waarin leven groeit verandert in een tijd van dood, en dat is iets waar niemand goed tegen kan. Straks wandelen veel minder geitenlammetjes op wankele pootjes de wereld in, want hun geboorte zou een golf aan ziekmakende bacteriën verspreiden. Maandag starten ruimingen van alle drachtige geiten op bedrijven die zijn besmet met Q-koorts. Boeren, burgers en overheid zijn ontzet. Mag het, gezonde dieren doden? Vraagteken!
De Partij voor de Dieren foetert het hardst in de Kamer tegen minister Verburg van Landbouw, maar zelfs Thieme zegt niet dat de ruimingen niet moeten doorgaan. Dat zou betekenen dat veel meer mensen ziek kunnen worden door Q-koorts, en dat wil zij ook niet.Terug- en vooruitblikken gebeurt wel volop. Bij eerder ingrijpen was dit zwarte scenario geen werkelijkheid geworden, zeggen –onder andere– de vereniging van Q-koortspatiënten in oprichting, en dierenwelzijnsorganisatie Wakker Dier. Burgers in Brabant grepen deze week de gelegenheid aan om te protesteren tegen intensieve veehouderij, en tegen de bouw van nieuwe megastallen. Sonja Borsboom van Megastallen Nee, een burgerinitiatief in Noord-Brabant, zei: „We hebben het idee dat we hier op een tijdbom zitten.” In Brabant leven dertien keer zo veel dieren als mensen, en wonen in de buurt van megastallen vergroot de kans op ziekten, heeft het RIVM geconstateerd.
Spagaat
„De discussie rond megastallen is tot nu toe vooral gevoerd op het gebied van gezondheid en welzijn van het dier”, zegt Ludo Hellebrekers, voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD). „In het hele nadenken daarover moeten we ons meer afvragen: wáár gaan wij grote dierconcentraties houden? We doen wel aan milieueffectrapportages, maar je zou je ook kunnen afvragen of je volksgezondheidsrapportages zou moeten brengen.”
De KNMvD is een van de organisaties die ervoor pleitte dat „alles op alles” zou worden gezet om niet-besmette drachtige dieren te identificeren en alleen besmette dieren te ruimen. Standpunt van de beroepsorganisatie voor dierenartsen is: geen gezonde dieren doden, als het even kan.
De massale ruimingen van een decennium geleden zitten bij hen nog vers in het geheugen. „Achter de maatregelen zaten destijds diergezondheidsredenen en agro-economische redenen. Wij hebben gezegd: Wij willen er niet meer mee worden geconfronteerd, met het ruimen van gezonde dieren. Dierenartsen ervaren zo’n periode als heel belastend. Ze doden dieren waarvan ze weten dat een aantal gewoon gezond is, zitten in spanning omdat ze weten dat dit enorm zwaar is voor de dierenhouder en zijn familie, en daarnaast omdat ze weten dat dit de nekslag is voor veel bedrijven.”
Weliswaar wordt de beroepsgroep niet gedwongen mee te helpen met het ruimen van geiten, maar Hellebrekers beschrijft hun situatie ook nu als penibel. „Ik denk dat veel dierenartsen zich op dit moment in een volledige spagaat geplaatst voelen, en tegelijkertijd het idee hebben dat ze met hun rug tegen de muur staan. Enerzijds willen zij dieren in leven houden en bedrijven levensvatbaar houden, anderzijds heb je ook als dierenarts verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid. We kunnen geen kant op.”
Of de maatregel –doden van alle drachtige geiten op besmette bedrijven, gezond en ziek– in verhouding staat tot het probleem? Hellebrekers: „Dat is niet de vraag. Het is de vraag of de maatregel in verhouding staat tot de wens van borging van de volksgezondheid. De maatschappij Nederland wenst geen risico’s voor de volksgezondheid, en dan is dit de aanpak.
Deze vraag moeten u en ik ons stellen, het is onze verantwoordelijkheid als burgers van Nederland: welke mate van zekerheid willen wij, en wat zijn wij bereid ervoor te betalen? Dat bedoel ik niet eens in geld, maar in offers. Ruimen noem ik een offer.”
Hij wacht even, komt erop terug. „Het is wel de kernvraag waar het om draait. En eigenlijk heb ik er geen antwoord op. Het betekent appels en peren vergelijken. Als je deze vraag gaat analyseren, kom je bij het punt: hoeveel dieren is een mensenleven waard? Daar kom je niet uit.”
Dat er eerder maatregelen moesten worden genomen tegen Q-koorts, onderschrijft Hellebrekers niet. „Wat hier gebeurt, is nergens eerder in de wereld vertoond. Q-koorts zorgde altijd voor kleine uitbraakjes. Ook hier werd verwacht dat de ziekte snel zou verdwijnen. We wisten nog niet veel van de aandoening, en zodra we meer wisten, is er adequaat gehandeld.”
Eén ding is zeker: de dierenartsenorganisatie „zat, zit en blijft zitten” in Den Haag, waar beleid wordt gemaakt én resultaten worden geboekt rond een ethisch verantwoorde aanpak van dierziekten. Want er komen meer „diergerelateerde humane gezondheidsrisico’s” aan, zegt Hellebrekers. „Dat kan vijf jaar duren of tien jaar, maar ze komen. We weten niet exact hoe dat komt. Het heeft te maken met klimaatverandering. Veel van de ziekten worden overgedragen via insecten, die vroeger niet voorkwamen in Noord-Europa. Er ligt een oorzaak in de toename van het intensieve, mondiale verkeer – van mensen, dieren en producten.”
Tragisch
Het besluit tot ruimen is een „tragische beslissing”, zegt Franck Meijboom, universitair docent en onderzoekscoördinator bij het Ethiek Instituut van de Universiteit Utrecht. „Voor alle betrokkenen. Als er een alternatief was, had iedereen daarvoor gekozen. We zitten in een situatie waarin we niet níét kunnen handelen.”
Tot het laatst toe blijven de partijen zitten met „conflicterende waarden”, aldus Meijboom. „De volksgezondheid, de dieren, en de belangen van de geiten- en schapenhouders wegen alle drie zwaar. Als het standpunt is: Wij zien de eigenwaarde van dieren niet, dus hoeven we ons dáár in de discussie niet druk om te maken, dan valt één zo’n conflicterende waarde af. Maar zo is het niet. De samenleving ziet dieren als meer dan gebruiksvoorwerpen. We vinden ook de belangen van de geiten- en schapenhouders legitiem. En we zeggen met elkaar: Er ligt een serieus volksgezondheidsprobleem. Tot zover is iedereen het eens. En dan? Een van die waarden moet worden opgeofferd, of anders worden beoordeeld, om in de praktijk een beslissing te kunnen nemen. Elke optie die je dan kiest, is een tragische.”
Daarom is op dit moment niet te zeggen dat de beste beslissing is genomen, meent Meijboom. „Stel, je kind vindt het heel leuk om gezellig te snoepen. Zodra je besluit om snoep uit de buurt te houden, is dat niet leuk, maar wel het beste, vanuit langetermijnperspectief. Zo kun je dat bij de ruimingen niet stellen, want ook voor de lange termijn blijft het uiterst onwenselijk dat je gezonde dieren doodt. Ruimen blijft een moeizaam besluit, maar het is nu wel de maatregel met de beste papieren.”
Na de varkenspest in 1997 en de mond-en-klauwzeercrisis in 2001 is volgende week de geitensector aan de beurt voor massale ruimingen. Wat zegt dit allemaal? Meijboom: „Vanouds zijn er vraagstukken rond dierziektes geweest. Dat hoort bij het houden van dieren. De toegenomen omvang van de veestapels en de intensiteit in de sector zorgen er nu voor dat de gevolgen aan alle kanten groter zijn, waardoor drastische maatregelen nodig zijn. Het verschilt nogal of er één bedrijf met tien geiten zit in Brabant, en het volgende zich 50 kilometer verderop bevindt. De gevolgen zijn dan aanmerkelijk minder dan bij grote aantallen dieren in een dichtbevolkt land.”
Zo weinig mogelijk risico lopen, oftewel streven naar een ”zero risk”-ideaal, dat is wel een sleutelwoord in de samenleving van nu, zegt ook Meijboom. „Heel veel van deze discussies voeren we in termen van risico’s”, weet hij. „Die kun je wetenschappelijk inschatten. De discussies zijn zinvol; toch is het ”zero risk”-ideaal problematisch. Je kunt in het leven van alledag niet alle risico’s uitsluiten.”
Onderzoek naar risico’s brengt altijd de afweging met zich mee of een risico acceptabel is, aldus Meijboom. „Het vraagt een waardeoordeel. Het publieke debat bij de Mexicaanse griep, waar mensen ter discussie stelden of vaccinatie veilig is, laat zien dat burgers moeite hebben risico’s in te schatten. Zij hebben in de praktijk alleen te maken met hun eigen gezondheid. Niemand wil Q-koorts krijgen. Anderzijds kun je dat risico niet verkleinen zonder andere risico’s te lopen: voor de veehouderij en voor de dieren.”
Medeschepselen
Hoe hij als christen aankijkt tegen de gemaakte afwegingen? „Vanuit christelijk oogpunt vind ik het nog lastiger dan vanuit algemeen ethisch perspectief dat gezonde dieren worden gedood. Het maakt de onderbouwing van het tragische dilemma dieper. Dieren maken deel uit van de schepping. Alleen daarom al, los van de argumenten die ik eerder noemde, hebben ze een positie waarbij we ze mogen gebruiken, maar nooit zonder respect – respect voor medeschepselen, respect voor de Maker.”
Toch kan een christen de ruimingen verdedigen, meent hij. „De algemene ethiek kent het voorzorgsbeginsel – bij twijfel niet inhalen, zeg maar. Als je een redelijke indicatie hebt dat er serieuze problemen ontstaan, moet je ingrijpen. Als christen betrek ik hierbij het rentmeesterschap voor de hele schepping. Niet alleen voor de dieren, maar voor het geheel van de samenleving betekent dit dat het nodig is inschattingen te maken, ook op gebied van risico’s. Je kunt niet afwachten tot er een grote uitbraak komt, en er draconischer maatregelen moeten worden genomen.”