Wilders terecht aangepakt
PVV-Kamerlid Wilders moet op 20 januari verschijnen voor de rechtbank in Amsterdam. Hij zou opzettelijk moslims beledigen en haat prediken. Een terechte aanklacht, vindt prof. mr. Fokko Oldenhuis. De PVV-leider overschrijdt onmiskenbaar de grenzen van de wet.
Wilders doet niet alleen aan haatzaaien en beledigen van moslims wegens hun godsdienst, hij discrimineert bovendien. Tevens discrimineert hij niet-westerse allochtonen of Marokkanen vanwege hun ras en zet hij aan tot haat jegens hen. Dit staat allemaal in de 21 pagina’s tellende dagvaarding. Daarin wordt een reeks voorbeelden genoemd van uitlatingen van Wilders in de media, op de site van zijn partij en in Wilders’ film Fitna.Die dagvaarding is mijns inziens volkomen terecht. De samenleving is zelfs verplicht op te treden, want in zijn teksten brengt Wilders fundamentele rechten, zoals de vrijheid van meningsuiting, in het geding. Want die rechten, ook als het grondrechten zijn, moeten paradoxaal genoeg wel worden begrensd. Gebeurt dat niet, dan kan het ertoe leiden dat anderen in hun bestaan worden bedreigd.
Dat is precies wat hier aan de hand is. De eigen vrijheid die Wilders wenst te hebben, gunt hij niet aan een ander. Uit de uitspraken van Wilders blijkt dat hij juist uit is op strafvervolging van andersdenkenden.
Zo verwijst de dagvaarding naar een uitspraak van de PVV-leider in de Volkskrant van 8 augustus 2007: „Als moslims hier willen blijven wonen, dan moeten ze de helft uit de Koran scheuren en weggooien.” In hetzelfde stuk zegt hij ook: „De Koran is het Mein Kampf van een religie die beoogt anderen te elimineren”, en: „Een verbod is een verbod. Dus moet niet alleen de verkoop [van de Koran], maar ook gebruik in moskeeën en bezit in de huiselijke kring worden bestraft. Als dat in de huidige wetgeving niet kan, moet er een nieuwe verbodsbepaling komen.”
Vooral die laatste uitspraak heeft mij ontzet. Maar alle drie citaten zijn onmiskenbaar toonbeelden van verwerpelijke intolerantie. Wilders gunt zijn medemens niet de vrijheid van een ander geloofsstandpunt. Daartegen moet worden opgetreden, want een burger is hiermee zelfs in zijn eigen huis niet meer veilig.
Pijler
Met zijn roep om nieuwe strafwetten ter bestrijding van het bezit van de Koran wordt Wilders overigens niet gehinderd door enige kennis van zaken. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zal dat soort wetgeving meteen terugfluiten.
Wilders’ optreden is fundamenteel strijdig met de joods-christelijke traditie. Nederland is van oudsher een gastvrije schuilplaats geweest voor andersdenkenden. Denk maar aan de Spaans-Portugese joden, eind zestiende eeuw in Amsterdam. Deze traditie gaat terug tot de beginselen van de stichting van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Toen is vastgelegd dat niemand in Nederland om zijn religie zal worden vervolgd (artikel XIII Unie van Utrecht). Ze vormt een van de pijlers onder de Nederlandse samenleving.
Wilders’ advocaat, mr. Bram Moszkowicz, heeft beroep aangetekend tegen een deel van de dagvaarding. Hij verwijst naar een recente uitspraak van de Hoge Raad over een spandoek waarop onder meer stond: ”Stop het gezwel dat islam heet”. Het betreffende arrest maakt onderscheid tussen het beledigen van een godsdienst en het beledigen van de aanhangers van een godsdienst. Dat laatste mag niet, het eerste is wel toegestaan. De spandoekmaker werd daarom door de Hoge Raad vrijgesproken.
De procedure tegen Wilders draait dus deels om de vraag of hij alleen de islam of ook de islamieten beledigd heeft. Uiteraard is kritiek op een godsdienst geoorloofd en die kritiek mag ook hard zijn. Maar iedere anti-judaïst bijvoorbeeld is daarom nog geen antisemiet. Die kwestie vormt ook in deze zaak een lastige afweging.
Ik denk echter dat het bezwaar van de raadsman geen stand houdt. Neem bijvoorbeeld de hiervoor genoemde citaten. Die roepen zozeer associaties op met het ”ausradieren” van een bevolkingsgroep dat de lijn tussen godsdienst en de mensen die deze aanhangen zodanig vervaagt, dat een grens wordt overschreden.
Boemerang
Dat Wilders zich voor zijn uitlatingen voor de rechter dient te verantwoorden, is juridisch gezien dan ook volledig juist. In de recente rechtspraak van het Europees hof wordt juist op dit punt betekenis toegekend aan de ambtelijke hoedanigheid die iemand bezit. Die ”mokerslag” waarover Wilders het heeft, zou wel eens een boemerang kunnen worden.
Het is in dit verband veelzeggend dat de strafbepalingen over haatzaaien in 1934 in de wet werden opgenomen om met name joden te beschermen, als reactie op gebeurtenissen in Duitsland. Ik ben voorzichtig met het trekken van parallellen, maar het ontstaan van die wetten had een duidelijke politieke achtergrond.
De auteur is hoogleraar religie en recht aan de Rijksuniversiteit Groningen.