Mensen hebben het meeste last van vrijheid
De geschiedenis van Adam en Eva fascineert Willem Jan Otten. Het draait daarbij om de vrijheid die we zo graag bezitten. Maar ze maakt ons niet gelukkig, stelt Otten. In zijn nieuwe boek ”Onze lieve vrouwe van de schemering” filosofeert hij over verhalen, schrijverschap en natuurlijk over het christendom.
Wat voor lezer wil iemand zijn? De meeste lezers zullen zich die vraag niet vaak stellen. Toch is er een groot verschil tussen lezers die op zoek zijn naar heldere, afgeronde inzichten en lezers die eerder geboeid raken door vragen en raadsels. In het laatste geval kan misschien een vermoeden van een antwoord doorbreken – maar vaak blijft het daarbij.Willem Jan Otten is een schrijver die voor een belangrijk deel past bij de tweede groep lezers. De inzichten waarnaar hij overduidelijk op zoek is in zijn werk, geven, als ze eenmaal binnen handbereik zijn, steeds aanleiding tot nieuwe vragen. Ottens oeuvre is dan ook een eindeloos voortwoekerend verhalennetwerk.
Het is dan ook niet vreemd dat nieuwe teksten van zijn hand vaak ook een commentaar vormen op zijn eigen eerdere werk. Vaak impliciet, soms rechtstreeks. Wie nog altijd niet is uitgedacht over Ottens bekroonde roman ”Specht en zoon” (2004) vindt in de essaybundel ”Onze lieve vrouwe van de schemering” weer nieuwe aanwijzingen voor interpretatie. Otten legt bijvoorbeeld een verband tussen het denken van de Franse filosoof René Girard en de genoemde roman. Wie dit aan een nader onderzoek wil onderwerpen, doet er goed aan ook Ottens boek ”Waarom komt u ons hinderen” (2006) erbij te pakken, want daarin staat een compleet hoofdstuk over Girard.
Kortom, Otten is een veeleisende schrijver die allerlei verhaaldraden verknoopt met beschouwelijke inzichten. Deze essaybundel zadelt de lezer op met een berg werk.
Chaotische verzameling
Ottens bundel bevat bijna dertig hoofdstukken. Het zijn dagboekaantekeningen, essays en colleges; een enkel hoofdstuk bestaat uit een reeks spreuken. Er staat ook een gedicht tussen al dat proza. Inhoudelijk is het dus nogal heterogeen. Er staan essays in over Ida Gerhardt, Willem de Mérode en Harry Potter, maar ook over cineasten, over Willem Barnard en Jeanne d’Arc.
Deze bijna chaotische verzameling is de biotoop waarin Ottens schrijverschap uitstekend gedijt. Hij leeft van inzicht naar inzicht, formuleert, zoekt, weegt af, mijmert en peinst. Niet in het wilde weg, maar steeds naar aanleiding van verhalen uit films of boeken.
Otten studeerde ooit filosofie, en dat is soms te merken. Zelf tekent hij aan dat hij niet wil filosoferen, omdat abstracties losstaan van het echte leven. Daarom is hij schrijver van verhalen. Ideeën worden ‘opgevangen’ in het vlees en het bloed van personages en gebeurtenissen.
Toch is het ook boeiend dat Otten zich waagt in het grensgebied waarin literatuur raakt aan filosofie en theologie. Want er is een grote, natuurlijke verwantschap tussen deze domeinen van de geest. Ottens filosofische inborst verleidt hem soms tot een expliciete helderheid waar je houvast aan hebt.
Spannend
In Ottens werk –en ook in dit boek met essays– valt een opleving te zien van de traditie van levensbeschouwing, moraal en waarden, kortom, van het christendom. C. S. Lewis, Tolkien, Chesterton, Vondel en veel andere namen uit de christelijk-literaire traditie komen geregeld ter sprake. Dat mag voor de hand liggen bij iemand die vanuit een compleet seculiere context zich met overtuiging in de kerk heeft begeven – in 1999 trad hij toe tot de Rooms-Katholieke Kerk. Maar bij Otten is er maar weinig dat voor de hand ligt. Het is steeds weer spannend hoe hij omgaat met christelijke basisovertuigingen.
Lezers van christelijken huize die een roman van Otten aanschaffen, zijn soms verrast. Waarom? Waarschijnlijk omdat hij Bijbelse inzichten niet als vooraf vaststaand inzicht neerzet. Niets is vanzelfsprekend in Ottens literaire wereld, terwijl dat voor christenen die van jongs af aan met kerk en geloof vertrouwd zijn, in veel sterkere mate het geval is. Tegelijk is duidelijk dat Otten zich oriënteert op de grote geloofswaarheden uit de Bijbel: schepping, zondeval, kruis, opstanding. Zijn vraag is: hoe werkt dit grote ‘verhaal’ in een concreet mensenleven? Hoe werpt de Bijbel licht op menselijke ervaringen?
Otten is een rooms-katholiek gelovige en dat geeft hem een wijde blik: in tal van oermenselijke verlangens en strevingen ziet hij een afspiegeling van de werkelijkheid van het geloof. Neem bijvoorbeeld het verlangen naar ontmoeting. Otten gebruikt hiervoor in zijn boek de niet-alledaagse term ”anagnorisis”. In tal van films en verhalen ziet hij hoe beslissend het verlangen naar de ontmoeting met een geliefde is. Soms tegen alle redelijkheid in, omdat de geliefde niet meer leeft.
Otten beschouwt dit verlangen als een afspiegeling van het verlangen naar opstanding. Dat betekent niet dat menselijke verlangens ten diepste een verlangen vormen naar de ultieme opstanding: die van Christus. Wel dat een dergelijk fundamenteel aspect van ons mens-zijn zich het best laat begrijpen tegen de achtergrond van de evangeliën. Otten schrijft: „Er is een verlangen naar wederopstanding en wonderen dat niet alleen christelijk is – maar, inderdaad, een aartsverlangen. Dat gerealiseerd zien beroert de ziel. (…) De anagnorisis bij uitstek van het christendom vindt plaats in het Evangelie – na de dood van Jezus. Dat is wanneer Jezus is gekruisigd en Maria Magdalena, die in het graf is geweest –dat leeg bleek te zijn– een tuinman ziet staan in de hof naast het graf.”
Vrijheid
G. K. Chesterton zei dat de wereld afhangt van iets dat we nalaten. Hij bedoelde daarmee: dat we iets níét doen, in navolging van een verbod. Dit ”iets” gaat in tegen onze vrijheid om juist te kunnen doen wat we willen. Precies daar zit de relevantie van Chestertons uitspraak, legt Willem Jan Otten uit in een van de Berlijnse colleges die in deze bundel zijn opgenomen.
Vrijheid is het thema van de eerste hoofdstukken van Genesis. Volgens Otten vormt de geschiedenis van de zondeval een oerverhaal, dat misschien verborgen zit in alle andere verhalen. Eva ontdekte de vrijheid toen zij het verbod naast zich neerlegde – en besefte ongelukkig te zijn. Otten: „Er is niets voor de vrijheid te zeggen – het is, als je het bekijkt zoals de schrijver van Genesis het heeft bekeken, het enige waar mensen echt last van hebben. Ik vermoed dat dat een van de redenen is waarom dit verhaal maar niet ophoudt te fascineren. Het is zo schrikbarend realistisch. Mensen voelen zich grandioos omdat ze vrij zijn. Ze voelen zich tegelijkertijd nietig omdat ze vrij zijn. Vrijheid is dan ook precies waar zij het liefst vanaf willen.”
Met gemak valt er een krantenpagina te vullen met intrigerende citaten uit dit boek, met inzichten en uitspraken die tegenspraak oproepen of juist hartgrondige instemming. Kortom, dit nieuwe boek van Otten verdient de grootst mogelijke nieuwsgierigheid.
N.a.v. ”Onze lieve vrouwe van de schemering”, door Willem Jan Otten; uitg. Van Oorschot, Amsterdam, 2009; ISBN 978 90 282 412 99; 264 blz.; € 17,50.