China, verslaafd aan kolen
„Gaat u voor.” Wie niet beter weet, zou denken dat de klimaattop in Kopenhagen vooral over etiquette gaat, en dat de deelnemers uitblinken in beleefdheid. Niets is minder waar. Ze voeren een bikkelharde strijd over de vraag wie als eerste zich verplicht tot vergaande reductie van CO2-uitstoot. Vooral China –op dit moment ’s werelds grootste vervuiler– verbergt zich achter een dijk aan smoezen. China’s dubbelrol –economische grootmacht en ontwikkelingsland– komt daarbij goed van pas.
Wie de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd wil verminderen, kan niet om China heen. Degene die daaraan nog twijfelt, doet er goed aan ”China, Copenhagen and Beyond” te raadplegen, het goed gedocumenteerde rapport van Clingendaelonderzoeker Bram Buys.Sinds 2007 is China de VS voorbij gestreefd als ’s werelds grootste producent van broeikasgassen, noteert Buys.
Vooral vanaf 2002 ging het hard. Vorig jaar was er bijna een verdrievoudiging van de CO2-uitstoot (met 8 procent), vergeleken met het wereldgemiddelde in dat jaar (3,1 procent).
En die opwaartse trend is voorlopig niet ten einde. Zo is de verwachting dat tussen nu en 2030 China voor 47 procent van de wereldwijde toename aan CO2-uitstoot verantwoordelijk zal zijn. China’s aandeel in de mondiale emissie ligt nu al boven de 20 procent; in 2020 zal dat zijn gestegen tot bijna 30 procent.
Kolenverbruik
Grootste boosdoener is het gigantische kolenverbruik in China. Rond de 75 procent van China’s CO2-uitstoot wordt hierdoor veroorzaakt. Dat komt vooral doordat de elektriciteitsproductie gedomineerd wordt (70 procent) door kolengestookte centrales.
De industrie en elektriciteitscentrales zijn verreweg de grootste kolenverbruikers en mede daarom zijn ze de belangrijkste producenten van CO2, met een aandeel van respectievelijk 42 en 21 procent.
De energiesector kan maar met moeite China’s economische groei bijhouden, en dijt dan ook in rap tempo uit: sinds 2002 jaarlijks met 12 tot 16 procent. Bram Buys vermeldt in zijn rapport dat de afgelopen drie jaar er in China iedere week drie tot vier kolengestookte centrales van 500 megawatt bij kwamen. Juist omdat er zo veel wordt gebouwd en gepland, liggen er in China grote kansen om alternatieve methoden van energieproductie of milieuvriendelijkere technieken toe te passen. Zulke vernieuwingen zullen juist vanwege de slechte reputatie van China als vervuiler, groot effect hebben op de wereldwijde uitstoot.
Datzelfde geldt ook voor de bouw- en transportsector. Op dit moment hebben die een relatief bescheiden aandeel in de CO2-uitstoot, respectievelijk 9 en 5 procent. Maar dat zal zeker toenemen naarmate Chinezen welvarender worden. In de VS zorgen auto’s voor 34 procent van de uitstoot, de bouwsector voor 39 procent; dat zijn cijfers die ook China kan verwachten. Vooral de bouwsector is er nu al ”booming business” dankzij verstedelijking. Van 2000 tot 2006 groeide in China de stedelijke bevolking met een kwart, van 459 naar 577 miljoen. Ieder jaar verhuizen er tussen de 15 en 20 miljoen boeren naar de steden. Als gevolg daarvan maken bouwvakkers overuren en draaien de cementmolens op volle toeren. China produceert bijna de helft van alle cement in de wereld. Soortgelijke cijfers gelden voor staal en glas.
Ook hier liggen grote kansen om het klimaat te sparen: bekend is dat in rijke landen woningen en kantoren 30 tot 40 procent van het totale energieverbruik opeisen. In China moet dat percentage veel hoger liggen, omdat bouwmethoden en -technieken er nog lang niet voldoen aan internationale milieunormen. Wordt dat tijdig gecorrigeerd, dan is er veel winst te halen op milieu-gebied.
Autopark
Bedreigingen en kansen zijn er ook als het gaat om transport. In China hebben 24 op de 1000 burgers een eigen auto; in Amerika ligt dat aantal op 700 per 1000. Maar de Chinezen zijn hard bezig die achterstand weg te werken, en dat is een alarmerende trend als dat uitdijende wagenpark niet uit milieuvriendelijke automobielen bestaat.
Gezien de slechte reputatie van China op milieugebied mag worden verwacht dat het land zich welwillend opstelt bij het maken van internationale afspraken over vermindering van CO2-uitstoot. Het tegendeel is echter het geval: China verbergt zich achter een reeks van argumenten om maar geen bindende afspraken te hoeven maken.
Zo presenteert het zich als ontwikkelingsland, dat als hoogste prioriteit economische ontwikkeling en armoedebestrijding heeft en dat zich niet kan permitteren om het klimaat op nummer een te zetten. Verder stelt het dat het niet verantwoordelijk is voor de huidige slechte gesteldheid van het klimaat, omdat het nog maar recentelijk als industrieland is opgekomen. De VS en andere westerse landen hebben die viezigheid veroorzaakt, en zij zullen dus als eersten aan de slag moeten.
China’s omvangrijke bevolking –1,3 miljard mensen– leent zich ook voor een interessante smoes: reken de CO2-uitstoot per hoofd van de bevolking uit en China zakt als vervuiler op de ranglijst: 4 tot 6 ton uitstoot tegenover 21 ton in de VS en 10 ton in de EU en Japan. Verder is er nog wat de Chinezen ”milieukolonialisme” noemen. Dat houdt verband met de aard van veel Chinese bedrijven: exportindustrie die produceert voor het Westen en die ook nog eens eigendom is van buitenlandse investeerders. De uitstoot in China zou 14 procent lager hebben gelegen als al die fabrieken in eigen land waren gebleven, redeneert Peking.
Last but not least wijst Peking op de weigering van Washington om zich vast te leggen op reductie van uitstoot en op het falen van diverse landen om hun reductieafspraken na te komen. Waarom zou China zich dan wel vastleggen?
Wie wil weten hoe klimaatbewust de Chinezen zijn, moet kijken naar wat ze in eigen land allemaal plannen en regelen, niet naar wat ze weigeren te doen op internationale conferenties, luidt het advies van de Australische onderzoeker dr. Katherine Morton in haar recente studie ”China and the global environment, learning from the past”. Ook Bram Buys wijst in zijn studie op de voortvarendheid waarmee China in eigen land aan de slag is gegaan op milieugebied. Zelf wijzen de Chinezen er trots op wat ze al hebben bereikt aan vermindering van broeikasgasuitstoot. Zo beweert Peking 1,8 miljard ton aan emissie te hebben uitgespaard door 30 miljoen geboorten te voorkomen met behulp van het eenkindbeleid…
Hoge prioriteit heeft het dwingen van bedrijven en centrales om efficiënter met energie om te gaan. Verder werd in 2004 wetgeving van kracht om de fabricage en verkoop van brandstofzuinige auto’s te stimuleren. Voor meer milieuvriendelijke bedrijven gelden gunstigere belastingtarieven, en voor de bouwsector bestaan er inmiddels strengere regels voor energiebesparing. Voor consumptiegoederen zijn er inmiddels energielabels op de markt.
Over de rol die het opvangen en opslaan van CO2 –zeg maar de Barendrechtaanpak, internationaal bekend onder de naam Carbon Capture and Storage, CCS– in China kan gaan spelen is Clingendaelonderzoeker Bram Buys sceptisch: „Het is buitengewoon onzeker of CCS een wezenlijke en vooral tijdige bijdrage kan leveren aan het verminderen van China’s uitstoot.” Hij stelt vast dat het onwaarschijnlijk is dat CCS er al voor 2030 op grote schaal kan worden toegepast.
Duurzame energie
En dan is er nog het op de markt brengen van duurzame energie. China is vastbesloten om op dit terrein wereldmarktleider te worden en een sterke binnenlandse industrie op poten te zetten.
Afgezien van waterkracht, spelen wind-, zonne- en kernenergie nog een zeer bescheiden rol als het gaat om voorziening in de energiebehoefte (nog geen 1 procent). Dat ligt anders bij hydropower, energie uit waterkracht. China geldt als de grootste producent van waterkrachtstroom ter wereld, en bouwt die capaciteit verder uit met een ongekend tempo (8 procent per jaar; wereldwijd ligt dat op 3 procent). Waterkracht is tot nog toe de belangrijkste factor geweest bij het verminderen van CO2-uitstoot in China. Van de totale stroomproductie wordt momenteel 16 procent door witte steenkool –waterkracht dus– gemaakt.
China heeft grote plannen om het aandeel van duurzame energie in de totale productie van energie flink te laten toenemen. Grote vraag is of deze en andere plannen ook daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd. Aan de top is het besef van urgentie er, zegt Katherine Morton, maar China heeft een groot probleem: het autocratisch bestuur. Juist omdat het als eenpartijstaat alles top-down wil regelen, krijgt het tal van zaken niet gedaan.
Dit is het derde en laatste deel in een serie over de gevolgen van klimaatveranderingen.
China laat zich graag assisteren
”China Development Mechanism” noemen de Amerikanen het smalend. De regeling die in het Kyotoverdrag is opgenomen om rijke landen wat ruimte te geven bij het nakomen van hun verplichting tot vermindering van onder meer CO2 uitstoot.
Deze zogenaamde Annex-I-landen mogen op grond van dit Clean Development Mechanism (CDM) ontwikkelingslanden die geen verplichtingen zijn aangegaan (non-Annex-I-landen) helpen met de ontwikkeling van schone technologie. In ruil daarvoor ontvangen deze rijke landen zogenaamde CER’s (Certified Emission Reductions), ter verzachting van hun emissieverplichtingen.
Het is niet voor niets dat Washington spreekt van China Development Mechanism, want China, dat zich nog altijd opwerpt als ontwikkelingsland, heeft bijna de helft van deze CDM-projecten naar zich toegetrokken, dit tot ergernis van andere arme landen. Het biedt Peking verder de mogelijkheid om niet zelf geld in schone projecten te steken, maar die door de internationale gemeenschap te laten betalen.