Studie naar regels levensbeëindiging
Een nieuwe commissie van deskundigen gaat in kaart brengen welke knelpunten artsen bij behandelbesluiten rond pasgeborenen met een ernstige handicap ervaren.
Dat maakte artsenorganisatie KNMG, die de commissie gaat instellen, woensdag bekend.Aanleiding is de onzekerheid bij artsen over de criteria voor actieve levensbeëindiging van pasgeborenen. Deze week gaven drie medewerkers van het Erasmus Medisch Centrum daarvan blijk in het tijdschrift Medisch Contact. In het artikel klagen zij over de toetsingscriteria van de reeds bestaande commissie-Hubben, waar artsen actieve levensbeëindiging bij baby’s moeten melden. In het stuk wijzen zij erop dat deze criteria niet altijd duidelijk zijn.
Zo is volgens de auteurs nog niet helder of levensbeëindiging mag bij baby’s die als gevolg van ernstig hersenletsel niet kunnen zien en horen en vrijwel niet kunnen communiceren. Verzoeken daartoe van ouders leggen artsen nu soms naast zich neer. In plaats daarvan kiezen zij er meestal voor de behandeling te staken. Ondanks een zo zorgvuldig mogelijke symptoombestrijding kan het stervensproces dat volgt bij ouders toch vragen oproepen. De toetsingscommissie moet zich daarom expliciet uitspreken over de vraag of, en zo ja hoe levensbeëindiging voor deze categorie baby’s een reële optie zou kunnen zijn, aldus het stuk.
Voorzitter A. Nieuwenhuijzen Kruseman van de KNMG zei vanmorgen dat de auteurs „een reëel knelpunt” naar voren brengen. „De toetsingscommissie vraagt artsen bij actieve levensbeëindiging aan te geven waarom er sprake was van ondraaglijk lijden. Bij deze categorie is dat echter niet helder te beoordelen. Daar ligt een probleem dat door deze nieuwe commissie in de breedte zal worden verkend. Of de bestaande regelgeving moet worden aangevuld als meerdere artsen de problematiek herkennen, valt nog te bezien. Waar het de KNMG om gaat is dat er een helder en hanteerbaar kader komt dat artsen houvast biedt en patiënt en naasten recht doet”, aldus Kruseman.
NPV-directeur dr. R. Seldenrijk wijst een aanvulling op de regelgeving af. „Artsen zijn verdeeld over de vraag of bij deze pasgeborenen kan worden gesproken van ondraaglijk lijden. Bovendien, hoe voorkomen we dat zo’n aanvulling artsen op termijn een vrijbrief biedt om weer een stap verder te gaan? Als artsen het inzetten van een behandeling beschouwen als medisch zinloos kunnen zij daar na multidisciplinair overleg van afzien. Ik begrijp niet waarom deze procedure ook bij baby’s met ernstig hersenletsel niet kan worden gevolgd. Dat de toetsingscommissie de toelaatbaarheid van actieve levensbeëindiging op voorhand moet expliciteren, is merkwaardig. Met zo’n verzoek wek je de indruk vroegtijdig te willen voorkomen dat een eventuele melding straks als onzorgvuldig beoordeeld wordt.”