Kerk & religie

Het kinderlijk geloof van Anne de Vries

In het Comeniusmuseum in Naarden is woensdagmiddag een expositie over kinderbijbels van start gegaan.

Van een medewerker
10 December 2009 10:27Gewijzigd op 14 November 2020 09:20
NAARDEN – De vijf wijze en vijf dwaze maagden, getekend door C. Jetses voor het Groot Vertelboek van Anne de Vries. Illustratie Comeniusmuseum
NAARDEN – De vijf wijze en vijf dwaze maagden, getekend door C. Jetses voor het Groot Vertelboek van Anne de Vries. Illustratie Comeniusmuseum

„Weet je wel, waar je eten vandaan komt? Die lekkere boterham, die je hebt gehad?… Ja, moeder heeft die boterham klaargemaakt. Maar het brood heeft ze gekocht van de bakker. Die bakte dat brood van meel. Dat meel kwam van de molenaar. Die had het gemalen van koren. Dat koren kreeg hij van de boer. Die had het gemaaid op zijn land. Maar wie had het koren daar laten groeien?”Aan het woord is Anne de Vries junior. Hij leest het scheppingsverhaal voor dat zijn vader, de bekende jeugdboekenauteur Anne de Vries, schreef. Daarmee opende hij de tentoonstelling over kinderbijbels in het Comeniusmuseum in Naarden.

„Bij ons thuis werd ’s morgens na het ontbijt om beurten uit twee kinderbijbels gelezen”, aldus De Vries. „Het Kleutervertelboek van Anne de Vries voor de kleintjes. En Het Groot Vertelboek, ook van mijn vader, voor de groten. Na de andere maaltijden lazen we uit de Statenvertaling.”

Zijn vader ontdekte als onderwijzer in een klein Drents dorpje dat hij graag verhalen vertelde. Hij werd geïnspireerd door W. G. van de Hulst, die zich richtte op de belevingswereld van het kind. Van de Hulst zorgde voor een doorbraak in het boeiend vertellen. Hij schreef de verhalen op zoals hij ze vertelde, in spreektaal, doorspekt met ”oo” en ”ach”. Daardoor zijn de vertellingen van Van de Hulst moeilijker te vertalen dan de kinderbijbels van Anne de Vries. In 1938 verscheen diens vertelboek voor de oudere jeugd en tien jaar later de kleuterbijbel. Het werden ”bestsellers” met een wereldwijde verspreiding.

Voorlopers van de kinderbijbel zijn de geïllustreerde Bijbels die al vanaf de Reformatie werden uitgegeven: de Duitse vertaling van Luther met de vele houtsneden, een vertaling door Desiderius Erasmus, de Rembrandtbijbel. In de zeventiende eeuw ontstonden de eerste kinderbijbels. Het waren vaak boekjes met vragen en antwoorden, die aan de catechismus deden denken. In de achttiende eeuw kregen kleine kinderen rijk geïllustreerde boekjes waarin ze vermaand werden tot het leiden van een deugdzaam leven. En in de negentiende eeuw las de jeugd kinderbijbels waarin theologische twisten werden uitgevochten en de beginnende verzuiling de kop opstak.

Eerst waren kinderbijbels vooral lesboekjes op school. Maar toen in de negentiende eeuw alleen nog openbare scholen waren toegestaan, verschoof het godsdienstonderwijs naar het gezin. Daar lazen de moeders de kinderen voor uit de kinderbijbel.

Een van de meest gebruikte kinderbijbels is de ”Kleine Print-bybel” uit 1720. Kinderen krijgen hierin geen verhalen te lezen, maar leren door middel van rebussen. Ze leren bijvoorbeeld Jeremia 5:16 en 17. Dat gebeurt niet door woorden, maar door beelden: de kroon, het hoofd, het hart en de ogen zijn getekend. In het voorwoord beroept men zich voor het gebruik van deze methode op de zeventiende-eeuwse theoloog en pedagoog J. A. Comenius. Hij stelde dat een kind beter zou leren door het kijken naar plaatjes. Comenius, Tsjech van komaf, vluchtte vanwege godsdienstconflicten naar Nederland en werd uiteindelijk in Naarden begraven, in een vijftiende-eeuwse kapel.

De kapel maakt nu deel uit van het Comeniusmuseum. Het was de plek waar Anne de Vries junior gisteren het woord voerde. Volgens hem waren de Bijbelse geschiedenissen belangrijk voor zijn vader: „De theologie van mijn vader stond dicht bij het kind. Hij had een kinderlijk geloof, geen zware theologie.” En besluit zijn relaas: „Mij werd gevraagd de tentoonstelling te openen. Maar ik laat het alsnog mijn vader doen.” Hij drukt op een knopje. In het Drents vertelt Anne de Vries senior het verhaal over de jongeling van Nain: „Et was Jeuzus. He hat ook mêelij met de jonge moeder. Mir als alle anderen. Jeuzus zee: Mien jongen. Ik zeg jie: sta op.”

De expositie in Naarden werd georganiseerd in samenwerking met de theoloog en journalist dr. Willem van der Meiden. Deze promoveerde vorige week op de geschiedenis van de kinderbijbel in Nederland.

www.comeniusmuseum.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer