In de herinnering staat de kerk er nog
Aan de ‘verhalentafel’ in de Centrale Bibliotheek van Den Haag maakten senioren dit najaar een rondje om de kerk van hun jeugd. Soms bestaat een gebouw alleen nog maar in hun herinnering. Veel van hun leeftijdsgenoten keerden de kerk definitief de rug toe.
De bibliotheek aan het Spui is meer dan een pand vol boeken. Achter de glanzende glazen pui wachten fauteuils in helle kleuren tot een lezer zich erin nestelt. Bezoekers tappen een cappuccino in het leescafé. De stoelen rond de leestafel zijn bezet. De bibliotheek transformeerde zich in de achterliggende jaren tot een activiteitencentrum voor ontmoeting en beleving. „De agogische kant” van de bibliotheek, noemt Heleen Hebly de aandacht hiervoor.Als programmaleider is zij degene die ontmoetingen tussen mensen, cultuur en literatuur arrangeert. Zoals in het ”oral history”-project dat de bibliotheek sinds enkele jaren samen met het Haags Gemeentearchief organiseert, een project waarbij ouderen herinneringen ophalen aan de geschiedenis van hun stad. De zogenoemde verhalentafel was dit najaar gewijd aan de kerk. Niet zonder reden. Het gemeentearchief bezit over dit onderwerp geen mondelinge overlevering, terwijl ouderen, aldus Hebly, „een rugzak vol kennis” meedragen. „Kennis die de stad nodig heeft.”
Een oproep leverde zeventien protestantse en rooms-katholieke senioren op die „ongelooflijk graag de wereld van toen wilden neerzetten.” Ze deden dat aan de hand van hun eigen foto’s, dagboeken en voorwerpen die vervolgens een plek kregen in een vitrine van de bibliotheek. Het boekje en de cd die met behulp van een schrijver en een verteller tot stand kwamen, worden morgen onder de titel ”Rondje om de kerk” gepresenteerd in de Centrale Bibliotheek.
De leiding van de verhalentafel berustte behalve bij Hebly bij Anita Hendriks van Stek (voor kerk en stad), een Haagse stichting die zich namens de protestantse gemeente sterk maakt voor sociale cohesie, leefbaarheid en vitaliteit in de stad. Er is behoefte aan reflectie op vroeger jaren, stellen ze samen vast. „Mensen willen terugkijken.”
Hendriks: „De kerk hoort bij hun leven. Vroeger kreeg je dat godsdienstige gewoon mee.”
Hebly: „Bovendien zien ze wat er verdwijnt. Sommige kerkgebouwen, bijvoorbeeld, zijn weg. Ouderen zijn iets kwijtgeraakt.”
Behalve het tastbare gebouw is dat de gemeenschapszin, denkt Hendriks. „Dingen samen doen. Ergens bij horen. Ouderen missen de beschutting van de kerk.”
Niet elke oudere kon zijn deelname aan de verhalentafel goed motiveren. Hebly: „Soms werd pas later duidelijk wat iemand kwijt wilde. Praten over het verleden was voor sommigen een zoektocht naar zichzelf.”
De memoires van de deelnemers gaan vooral over de jaren waarin de verzuiling gemeenschappen bijeenhield. Kerken hadden zelfs banden met de padvinderij, zo bleek uit het verhaal van verschillende ouderen.
Wiegje
De Hagenezen zijn vrijwel allemaal nog steeds bij de kerk betrokken. Veel van hun leeftijdsgenoten haakten af. „En toch blijf ik katholiek”, merkte een van hen op. Hebly: „Ondanks dat hij vroeger klappen kreeg op een rooms-katholieke school, is hij trouw gebleven. Deze mensen hebben een proces doorlopen en een nieuwe keuze gemaakt. Soms verloochenden ze de kerk een tijd, maar leerden ze de kerk, of religie, herwaarderen.”
De mensen aan de verhalentafel „maken deel uit van vergrijsde gemeenten.” Kerkverlating en vergrijzing trokken hun sporen. Een oudere mevrouw klaagde tijdens een van de gesprekken over het ontbreken van jeugd en jeugdwerk. „Je hoort het gemis’, zegt Hendriks, die „veel kippenvelmomenten” meemaakte. Een ander beleefde een trouw- en een rouwdag in de Willemskerk, een van de Haagse kerken die een andere bestemming kregen. De met de grond gelijk gemaakte Oranjekerk is nog slechts te zien op oude foto’s – en op de bruin met witte handdoek van een oudere verhalenvertelster.
„We hoorden vooral mensen die gelukkig zijn in de kerk”, merkt Hebly op. Af en toe wisselde een donkergekleurde herinnering de lichtere memoires af. Ze zou ter communie gaan, het meisje dat nu een oudere vrouw is. „Om de hostie te kunnen ontvangen, moest ze nuchter zijn. Maar als zij niet at, viel ze flauw, wat ook gebeurde. De opgave was te groot, het nuchter zijn werd een plicht die ze nauwelijks kon opbrengen. Dat heeft haar bang en boos gemaakt.”
Ook de pastoor kwam ter sprake aan de verhalentafel. De pastoor die een bezoekje bracht aan een gezin omdat hij vond dat het wiegje daar wel erg lang leeg bleef. Ook dát is verleden tijd.
„Mensen díé komen, zijn betrokken”
T. W. Feenstra, bewoner van de Haagse Archipelbuurt, herinnert zich nog goed hoe hij meer dan een halve eeuw geleden met de padvinderij de Nieuwe Kerk aan het Spui bezocht. In de speciale protestantse diensten gingen predikanten voor die verbonden waren aan de padvinderij. Zij stonden in uniform op de kansel, zegt Feenstra. „Soms zelfs in een korte broek.”
Als zijn anekdotes niet meer gehoord worden, beseft hij, raken dergelijke gebeurtenissen in de vergetelheid. Om die reden besloot de Hagenees aan te schuiven aan de verhalentafel en zijn verhaal op te tekenen. Ook zijn herinneringen aan de oorlog. Bob Feenstra was in de Hongerwinter zodanig ondervoed dat hij voedsel kreeg in de Malakkakapel, de huidige Vredeskerk. „Er was vrijwel niets meer te eten. Mensen stierven op straat van de honger. Ik zag iemand uit de vensterbank vallen. Dood.” Een moment hapert zijn stem. „Achteraf is de voedselverstrekking levensreddend geweest. Maar niemand weet nog wat die voorstelt.”
Ook de jaren zestig staan Feenstra helder voor de geest. Hij was net getrouwd, hield kinderen ten doop en werd kerkenraadslid in de Malakkakapel, de gemeente waar hij sinds zijn kinderjaren komt. Niets bleef hetzelfde. „De verhoudingen waren in die tijd erg formeel. Nu noem je elkaar bij de naam.”
Later liep het kerkbezoek terug. De Willemskerk, die in dezelfde wijk stond als de latere Vredeskerk, sloot en is nu een kantoor. In 1978 vormden de Duinzichtkerk en de Vredeskerk één gemeente. „Het werd voor mensen minder noodzakelijk om naar de kerk te gaan”, verklaart Feenstra. „Ze kregen meer geld, meer leuke dingen om naar uit te kijken. Er kwamen feestjes, er was muziek.” Hoewel de Hagenees zich zorgen kan maken om de kerkverlating, is hij niet somber gestemd. „De mensen díé komen, zijn zeer gemotiveerd en op elkaar betrokken. Het zit ’m niet in de kwantiteit.” De huizenprijzen –„ze rijzen hier de pan uit”– maken het de gemeente niet gemakkelijker. „Jonge gemeenteleden trekken weg uit de stad, zeker wanneer ze gezinsuitbreiding krijgen.”
Feenstra volgde het voorbeeld van vele leeftijdgenoten niet. „De kerk is toch een leidraad in je leven. Ze verbindt je met andere mensen. In de kerk help je elkaar in tijden van tegenslag. „Ik red me wel”, zeggen mensen. Maar als het erop aankomt, heb je steun nodig.”