Kerk & religie

Een Haagse bruiloftsdis

In het lied ”Eeuwig Woord, U willen wij bezingen” dat Cornelis Rijnsdorp ooit dichtte, sluit het vierde vers af met een gebed tot Christus: „Laat de luchters branden van Uw klaarheid, maak Uw kerk tot pijlers van Uw waarheid, schuilplaats in de wildernis, huis waarin Uw vrede is.”

D. Koole
10 December 2009 07:50Gewijzigd op 14 November 2020 09:20
De Haagse predikant Johannes Uytenbogaert genoot allerlei privileges. Foto RD
De Haagse predikant Johannes Uytenbogaert genoot allerlei privileges. Foto RD

Van de eerste drie beden kan over het algemeen worden gezegd dat de kerk er door de eeuwen heen met vallen en opstaan aan heeft beantwoord. Aan vrede heeft het maar al te vaak ontbroken. Vroeger, maar ook nu nog, zij het in onze tijd aangepast aan in de samenleving geldende fatsoensnormen. Weet men zich vandaag meer in te houden, waakt men er vandaag zo veel mogelijk voor om de preekstoel als steekstoel te gebruiken, rond 1600 gaf men gevoelens verbaal en op papier de vrije loop. Soms op niet mis te verstane wijze.We schrijven 18 april 1612, biddag voor maatschappelijke welvaart. In een overvolle Sint-Jacobskerk gaat dominee Rosaeus voor, wiens vindingrijkheid en welsprekendheid alom bekend zijn. Onder de protestanten ging in die dagen het gerucht dat aan roomse zijde sterke drang leefde om weer aan de macht te komen. Signalen daarvan waren dat in Haarlem wapens zouden zijn gevonden, terwijl vernomen was dat de Franse ambassadeur ten dienste van zijn geloofsgenoten beschikbaarstelling van een kerkgebouw had gevraagd.

Op zichzelf niet direct verschijnselen om erg opgewonden van te worden. Voor Rosaeus wel. In felle bewoordingen gaf hij aan wat volk en vaderland te wachten stonden als de roomsen weer voet aan de grond zouden krijgen. Ademloos werd het vlammende betoog aangehoord. Niet door Van Oldenbarnevelt, de landsadvocaat, die ook in de kerk zat en zich zichtbaar ergerde aan de naar zijn oordeel laakbare manier waarop de voorganger bezig was de volksopinie te beïnvloeden.

Opeens ontstond er onder de preek in het koor van de kerk, dat ook vol kerkgangers zat, geweldig rumoer. Kerkgangers sprongen onder luid geschreeuw op, renden door elkaar heen, struikelend over stoelen en andere objecten. Buiten werd aan omstanders verteld dat men in de kerk aan het moorden was geslagen, wat door een enkeling werd toegeschreven aan de indringende prediking van Rosaeus. In werkelijkheid ging het gebeuren terug op een jongen die, gezeten op de toen nog niet gesloopte kanunnikenbanken, in slaap was gevallen en in glijvlucht van de stoel was gegleden. Met alle gevolgen van dien.

Het laat zich raden dat het voorval de volgende dag in de kerkenraadsvergadering ter sprake kwam. Voorafgaande aan de vergadering sprak ds. Uytenbogaert zijn collega Rosaeus op de trieste vertoning aan. Hij had de dienst weliswaar niet bijgewoond, maar wel vernomen wat zich had voorgedaan en dat men het toeschreef aan de inhoud van de preek. Dat Van Oldenbarnevelt zijn zegsman was geweest, liet Uytenbogaert niet blijken.

Rosaeus pikte deze aantijging niet. In de vergadering werd de discussie rond het voorgevallene nog eens dunnetjes en langdurig overgedaan, waarbij Rosaeus op heftige toon bleef eisen van zijn collega dat hij de naam van de „verslaggever” zou noemen. Hij kreeg hem er niet uit en de overige kerkenraadsleden restte niet veel meer dan een poging de broeders ervan te overtuigen dat vergevingsgezindheid en een verzoenende handdruk dienaren der kerk niet zouden misstaan. Het kwam er uiteindelijk wel van, maar vraag niet hoe. In de aantekeningen van Uytenbogaert staat: „Hy weygerde langh, doch door ’t aenmanen des kerken-raeds gaf hy ten lesten de handt seer flauwelijck, daer by de saecke bleef.”

Rivaliteit

Dat deze gebeurtenis zo hoog gespeeld werd, laat zich ook en eigenlijk vooral verklaren vanuit de emotionele strijd van die dagen tussen remonstranten en contraremonstranten. En vanuit de rivaliteit tussen de weleerwaarde heren… Uytenbogaert, evenzeer begiftigd met groot redenaarstalent, hield er tamelijk vrijzinnige ideeën op na, maar ontving vanwege zijn redekundige kwaliteiten veel beroepen, zelfs uit orthodoxe gemeenten.

Vanuit Utrecht nam Uytenbogaert een beroep naar Den Haag aan. Dat was niet door de kerkenraad geïnitieerd. Naar het oordeel van de raad was er gelet op de omvang van de gemeente voor een vierde predikant geen plaats. Prins Maurits en Van Oldenbarnevelt meenden echter dat de komst van Uytenbogaert kerkelijk Den Haag goed zou doen.

Prins Maurits wilde Uytenbogaert zelfs als hofprediker, op voorwaarde dat hij in de hofkapel in het Frans zou preken. Hij genoot privileges (aantrekkelijker bewoning en extra toelagen) boven zijn collega’s. En dat stak. De Staten stelden hem in staat om aan de Hofsingel in Den Haag een deftig huis te kopen, blijkens de ”Haagsche Hervormde Historiën” een huis met twee verdiepingen, een voorgevel van rode steen, een gewelfde kelder, een dubbele keuken, twee bedsteden, een regenbak en nog enkele uitzonderlijke gemakken.

Uytenbogaert genoot bij de Staten van Holland zo veel aanzien dat ter gelegenheid van het huwelijk van een van zijn stiefdochters aan de boswachters werd gevraagd in het Haagse Bos een reebok te schieten ter verrijking van het bruiloftsmenu.

Lichtvaardigheid

Met andersdenkende collega’s, zoals de bevindelijke predikant Lamotius, ging hij als een goede vriend om. Maar het ging stuk toen Lamotius nadrukkelijk voor de contra-remonstranten koos. Uytenbogaert liet niets van hem heel, getuige de volgende kenschets van zijn ex-vriend: „Zijn lichtvaardigheid en ontuchtige mond, vooral wanneer hij te veel gedronken heeft, zijn bekend aan allen, die met hem hebben omgegaan.”

We moeten maar niet zeggen dat de tijden van vroeger beter waren, want niet uit wijsheid zouden we dat zeggen. In Psalm 122 heet het „Nooit moet haar nijd of twist verkloeken.” Hierop mag wel volgen: Kyrie eleison.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer