Dat concludeert de Europese Commissie in haar halfjaarlijkse rapportage. Het gemiddelde prijsverschil daalde in een halfjaar tijd slechts met 0,5 procent tot 10,1 procent. De Commissie denkt dat het nieuwe systeem dit jaar echter pas goed op gang zal komen.

Uit de rapportage blijkt dat de prijzen meer naar elkaar toe trekken, zij het langzaam. Door de verschillende belastingregels blijven de nettoconsumentenprijzen grote verschillen vertonen. Daardoor is het mogelijk dat een Fiat Seicento in Groot-Brittannië 59,5 procent duurder is dan in Spanje, waar de laagste prijs voor dit model wordt berekend.

In de D-categorie van grotere familiewagens als de Peugeot 406, Ford Mondeo en Volkswagen Passat kunnen de verschillen tussen duurste en goedkoopste lidstaat oplopen tot 6500 euro netto. Groot-Brittannië is over het algemeen de duurste automarkt; Nederland, Denemarken en Griekenland zijn de goedkoopste lidstaten. Buitenlandse consumenten hoeven bij particuliere import vanuit Nederland namelijk de speciale BPM-belasting van 43 procent niet te betalen.

Europees commissaris Monti maakte vorig jaar een einde aan het systeem van zogeheten exclusieve distributie voor personenwagens. Dat houdt in dat dealers ook in het buitenland filialen kunnen opzetten, om auto’s goedkoper aan te bieden. Ook mogen garages verscheidene merken in één showroom gaan verkopen en nieuwe modellen importeren uit andere lidstaten.

De regeling moet volgens Monti leiden tot lagere prijzen over de hele linie. De Nederlandse autobranche vreest dat dit in eigen land echter gaat leiden tot hogere prijzen. Nederland zit nu namelijk onder het Europese prijsgemiddelde.

Europees commissaris Bolkestein (Interne Markt) wil overigens de hoge inschrijvingsbelasting in sommige lidstaten als Denemarken en Nederland afschaffen. Hij denkt dat er dan pas echt sprake kan zijn van een vrije en open markt voor autodistributie.