Tolerantie
Met haar motie over schotelantennes, minaretten en megamoskeeën veroorzaakte de SGP-fractie in de Tweede Kamer veel commotie. Terwijl terughoudendheid werd bepleit, kwam door de uitslag van het Zwitserse referendum over een verbod op nieuwe minaretten de kwestie in ”the spotlights” te staan.
De SGP komt regelmatig op voor de benarde positie van christenen in islamitische landen. Hoe kun je je nu beroepen op de godsdienstvrijheid voor je eigen geloofsgenoten in moslimlanden en tegelijkertijd beknibbelen op de rechten van moslims in Nederland? Dat was het voornaamste argument van de zijde van het CDA en de ChristenUnie tegen de staatkundig-gereformeerden.Daarbij komt dat de gereformeerde gezindte in Nederland een minderheid is. Zaagt de SGP nu de tak door waar zij zelf op zit? Worden reformatorische kerkgemeenschappen binnenkort vanuit de Haagse kaasstolp gemaand tot kerkgebouwen van bescheidener proporties en met minder grote parkeerplaatsen? En zal het Hoornbeeck College in het vervolg minder vergaande eisen stellen bij de toelating van leerlingen?
De SGP-motie vraagt om wijze terughoudendheid, gelet op de gevoelens van onbehagen bij veel mensen over schotelantennes, minaretten en megamoskeeën. Veel van het onbehagen in brede lagen van ons volk is echter niet alleen een reactie op uitingen van andere culturen of godsdiensten. Er zijn ook andere gedragingen en uitingen die bij velen een gevoel van onbehagen en onveiligheid oproepen.
Het toenemend onbehagen en de polarisatie en emotie die loskomt bij discussies over integratie hebben ook te maken met het gebrek aan besef dat tolerantie allerminst een comfortabele, veeleer een pijnlijke aangelegenheid is. Wie werkelijk tolereert, verdraagt datgene van een ander waar je écht moeite mee hebt. Wat dat betreft, heeft Nederland geen traditie van echte tolerantie. Ja, Nederlanders vinden zichzelf heel tolerant, geven daar hoog van op, maar weten zich eigenlijk geen raad met de tegenstellingen die zich nu in de samenleving openbaren. Ogenschijnlijk moet alles kunnen, maar het andere, het vreemde en vooral vreemde anderen worden het liefst op afstand gehouden. Kortom: veel inwoners van ons land zijn individualisten geworden. En eerlijk gezegd zijn we als christenen in dit opzicht veelal te wereldgelijkvormig.
Vanuit een seculier gezichtspunt zal het pleidooi voor terughoudendheid van de SGP zonder omwegen ook van toepassing worden verklaard op de reformatorische gezindte. Want godsdienst moet een volstrekte privézaak zijn die je maar achter je eigen voordeur houdt. Als christenen staan we in ons land tegenover een meerderheid die elke godsdienst het liefst uit het openbare leven ziet verdwijnen. Sprekend voorbeeld is de VVD-motie die de Amsterdamse gemeenteraad onlangs aanvaardde, met de strekking dat christelijke instellingen die overheidssubsidie ontvangen een kleur- en smaakloze identiteit moeten aannemen.
Ogenschijnlijk pleit ik hiermee voor de opstelling van ChristenUnie en CDA. Maar hun omstandige en politiek-correcte beroep op „het recht van godsdienstvrijheid” camoufleert de eigenlijke kwestie. Goed beschouwd laat de SGP-motie dat recht van moslims onverlet.
Wat mij betreft, moet de discussie gaan over twee andere vragen. Ten eerste of er echte tolerantie vanuit de Nederlandse samenleving voor minderheden –autochtoon en allochtoon– wordt opgebracht.
En ten tweede: hoe behouden we een noodzakelijk minimum aan overeenstemming over waarden en normen. Want wanneer dat minimum verdampt –polarisatie, onfatsoenlijk en waardeloos gedrag wijzen daarop– biedt de democratische rechtsstaat geen duurzame garantie meer tegen een totalitaire ideologie of godsdienst. Met een oeverloos recht van godsdienstvrijheid loop je immers het risico uiteindelijk van alle rechten beroofd en vogelvrij te zijn.
De auteur is directeur van de Guido de Bres-Stichting, het wetenschappelijk instituut voor de SGP. Reageren aan scribent? gedachtegoed@refdag.nl.