McGrath: Nieuwe atheïsme wil onmogelijke
Het nieuwe atheïsme toont een groot gebrek aan interesse in de geschiedenis. Het denkt een godloos Nieuw Jeruzalem te kunnen bouwen, maar het bouwwerk lijkt meer op Utopia. Dat zei prof. dr. Alister McGrath donderdagavond in Nijmegen.
De hoogleraar theologie aan King’s College in Londen hield een lezing voor het Soeterbeeck Programma van de Radboud Universiteit Nijmegen. Als vertegenwoordigers van het moderne atheïsme noemde McGrath niet alleen Richard Dawkins en Christopher Hitchen, maar ook de Amerikaanse filosoof Paul Kurtz (geboren in 1925). De hoogleraar betitelde Kurtz als de vader van het nieuwe atheïsme.McGrath stond tijdens zijn studententijd, voordat hij christen werd, zelf ook onder invloed van het atheïsme, zo zei hij tegen de volle zaal.
De nieuwe atheïsten willen een nieuwe verlichting na de verlichting van de achttiende eeuw, aldus McGrath. Ze vinden dat de verlichting van veel kanten wordt bedreigd. Daarom willen zij terug naar een nieuwe ethiek die gebaseerd is op de ratio en de wetenschap, als tegenwicht tegen het postmodernisme.
Dat is onmogelijk, stelde McGrath. Niet alleen omdat de geschiedenis zich niet herhaalt en de omstandigheden heel anders zijn dan drie eeuwen geleden maar ook omdat er juist sprake is van een hernieuwde belangstelling voor het transcendente. Die interesse kan verklaard worden als een reactie op het modernisme met zijn nadruk op ratio en wetenschap en kan niet zomaar ongedaan gemaakt worden, zo zei de hoogleraar.
De nieuwe atheïsten hebben volgens McGrath geen oog voor de donkere kanten in de geschiedenis na de verlichting, zoals die openbaar kwamen in bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog. De nieuwe atheïsten streven een utopie na, zo concludeerde hij.
Prof. dr. Theo Rasing stelde in een coreferaat dat er slechte en goede mensen zijn en dat religie ervoor zorgt dat goede mensen slechte dingen doen. De hoogleraar spectroscopie van vaste stoffen en grensvlakken aan de Radboud Universiteit waardeert religie niet negatief, maar wel „de destructieve systemen” die de religie organiseert.
Prof. dr. Jan Bransen ging verder in zijn kritiek. Hij stelde voor om niet te spreken over atheïsme maar over „no-need-for-God-ism”. „Wij hebben God niet nodig”, zei de hoogleraar filosofie van de gedragswetenschappen aan de Radboud Universiteit. „Ik wil mijn inspiratie niet in een systeem persen.” Bransen respecteert mensen die God wel nodig hebben. Bransen vindt dat McGrath niet het atheïsme bestrijdt maar een karikatuur ervan en dat hij de werkelijke vragen niet stelt. De vragen waar het volgens hem echt over gaat zijn of het leven zonder geloof in God zinvol is en of de mens zelf genoeg rechtvaardigheidsbesef heeft. „Het leven is zinvol zoals het hier en nu zonder allerlei achterliggende vragen geleefd wordt”, zei hij.
Bransen acht de mens in staat om in de omstandigheden waarin hij verkeert de goede keuzes te maken, bijvoorbeeld om de zaal om tien uur te verlaten of om de nacht over te blijven. „We hebben Gods zegen niet nodig als we besluiten de zaal om tien uur te verlaten.”
Tijdens de slotdiscussie met de zaal vroeg Bransen hoe McGrath dacht over de rol van de religie in het kwaad dat mensen doen. McGrath: „Een mens is naar Gods beeld gemaakt, maar door de zonde gaan er dingen verkeerd. We moeten geen utopie maken op deze wereld.”