Binnenland

Rotterdam herdenkt razzia Joods ziekenhuis

Het was het sluitstuk van de deportatie van de Rotterdamse Joodse gemeenschap tijdens de Tweede Wereldoorlog. Woensdag zestig jaar geleden dreef de Duitse bezetter de bewoners van het Joodse weeshuis, het Joods bejaardenhuis en de patiënten van het Joodse ziekenhuis bijeen.

Ad Ermstrang
26 February 2003 12:45Gewijzigd op 14 November 2020 00:09
ROTTERDAM - Micha Gelber bij de gerestaureerde Poort van het voormalig Israëlitisch Ziekenhuis. „Mijn geheugen begint op 10 mei 1940, toen was ik bijna 5 jaar.” - Foto RD, Sjaak Verboom
ROTTERDAM - Micha Gelber bij de gerestaureerde Poort van het voormalig Israëlitisch Ziekenhuis. „Mijn geheugen begint op 10 mei 1940, toen was ik bijna 5 jaar.” - Foto RD, Sjaak Verboom

Ze werden op transport naar Westerbork gesteld, met als einddoel vernietigingskamp Sobibor. Slechts drie van de honderden kinderen, bejaarden en zieken overleefden de oorlog.

Aan de gerestaureerde Poort van het voormalige Israëlitische Ziekenhuis aan de Schietbaanlaan is de wegvoering vanmiddag voor het eerst na al die jaren officieel herdacht. Dat gebeurde in aanwezigheid van onder meer burgemeester Opstelten en rabbijn Evers van de orthodox-Joodse gemeente.

Op 26 februari 1943 hielden de vrachtwagens met Grüne Polizei, geassisteerd door Nederlandse landwachters, halt voor de vlak bij elkaar gelegen Joodse centra. Tweehonderd zieken, wezen en ouderen werden ingeladen en vervolgens naar Loods 24 op het Rotterdamse entrepotterrein gebracht. Ook de 61 verplegers, artsen en andere verzorgers ontliepen hun vervolgers tijdens de razzia niet.

Loods 24 heette de verzamelplaats nabij het spoor. Daar stopte de trein die in de voorafgaande maanden al het grootste deel van de toenmalige Joodse gemeenschap van de Maasstad en de Zuid-Hollandse eilanden naar Westerbork had gebracht. De weeskinderen, de patiënten en de bejaarden verbleven volgens onbevestigde bronnen nog geen dag in het Drentse kamp. Ze waren voor de wrede bezetter alleen maar lastig. Vrijwel onmiddellijk verdwenen ze richting Sobibor. Drie van de 261 mannen, vrouwen en kinderen kregen werk buiten het vernietigingskamp. Zij overleefden de oorlog. Inmiddels is er ook van hen niemand meer in leven.

Loods 24 was de Rotterdamse versie van de Hollandse schouwburg in Amsterdam. „Dat was de verzamelplek voor de Joden, voordat ze op transport werden gesteld. Alleen pakten de Duitsers het in Rotterdam slimmer aan dan in de hoofdstad. Loods 24 lag afgelegen, er stopte een trein en heel veel mensen hadden in de wegvoering geen erg”, aldus Micha Gelber (67), voorzitter van het Comité Loods 24.

Tot op de dag van woensdag werkt die onbekendheid door, want volgens Gelber weten ook „veel Rotterdammers niet dat er vanaf het voormalige entrepotterrein zoveel Joden zijn gedeporteerd.” De Amsterdamse schouwburg daarentegen groeide uit tot een macaber symbool voor de massale vernietiging van de Joden.

Rotterdam telde voor de oorlog circa 13.000 Joden. Ook in de omgeving, in de dorpen en stadjes op de eilanden woonden nogal wat families met een Joodse achtergrond. In totaal werden via Loods 24 circa 15.000 mensen op transport gesteld. Uit de regio overleefde vrijwel niemand de oorlog. In de vernietigingskampen lieten 6672 Joodse Rotterdammers het leven, zo blijkt uit het eind jaren ’90 verschenen boek ”Kaddish” (geheiligd). In dit unieke document staan al hun namen opgetekend.

„Toen het ziekenhuis, weeshuis en bejaardenhuis werden leeggehaald, was de deportatie in Rotterdam grotendeels voltooid”, weet Gelber. „Het deporteren begon hier op 30 juli 1942 met een razzia waarbij 1200 mensen werden opgepakt. De weggevoerde families werd steeds voorgehouden dat hun familie in het ziekenhuis of bejaardenhuis niks overkwam. Die konden daar rustig blijven.”

Na de oorlog telde Nederland nog maar een klein aantal uit Rotterdam afkomstige Joden. Ze waren her en der verspreid en hadden vaak op onderduikadressen de oorlog overleefd. Doordat er ook een aantal overlevenden in de jaren daarna naar Israël vertrok, bleef de Joodse gemeenschap in de Maasstad tot op de dag van woensdag beperkt. Gelber schat hun aantal op nog geen duizend.

Het duurde vele jaren voordat in Rotterdam stemmen opgingen om aandacht te besteden aan de deportaties tijdens de oorlog. „Dat was in 1982, toen nota bene twee niet-Joodse vrouwen vreesden dat de plannen voor de Kop van Zuid het totale entrepotterrein op z’n kop zouden zetten. Loods 24 bestond toen al niet meer, maar verschillende aangrenzende panden nog wel.”

Gelber zelf bevond zich bij het uitbreken van de oorlog in Rotterdam. „Mijn geheugen begint op 10 mei 1940, toen was ik bijna 5 jaar. We waren toen in verband met de oorlogsdreigingen bij familie in Rotterdam. Later gingen we weer terug naar onze woonplaats Ede.”

Het grootste deel van de Rotterdamse familie van zijn moeder vond een voortijdig einde in de vernietigingskampen, die onder meer ’gevoed’ werden door de transporten via Loods 24. Zelf overleefde hij met zijn ouders en broer Bergen Belzen. „Dat was heel bijzonder. Van de groep van duizend mensen waarmee we kwamen, schoten er maar zes complete gezinnen over.” Na een periode in Israël kwam Gelber voor zijn werkgever in 1967 terug in Rotterdam.

In de jaren ’80 werd hij betrokken bij de oprichting van het Comité Loods 24 dat het voor elkaar kreeg dat de gemeente negen plaquêttes plaatste in de stad, op plaatsen waar voordien zich Joodse centra bevonden. Dankzij de inspanningen van het comité werd enkele jaren geleden de in verval geraakte poort van het Israëlitische Ziekenhuis gerestaureerd.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer