Bhopal: 25 jaar onvrede
De leidingen roesten en zijn begroeid met onkruid, maar de fabriek van Union Carbide in de Indiase stad Bhopal staat nog overeind. De omringende muur is bedekt met graffititeksten: ’No more Bhopal’ en ’Union Carbide, you can’t hide, we charge you with genocide’.
Op 3 december is het vijfentwintig jaar geleden dat er door een gaslek in de pesticidefabriek van het Amerikaanse bedrijf duizenden mensen omkwamen. De inwoners van Bhopal herdenken de ramp, ook wel de ’grootste industriële ramp ooit’ genoemd, met stille tochten, demonstraties, lezingen en tentoonstellingen.De overlevenden eisen betere hulpverlening van de overheid. „Er zijn gratis staatsziekenhuizen, maar die verstrekken medicijnen met schadelijke bijwerkingen en er zijn onvoldoende dokters”, zegt hulpverlener Satinath Sarangi van de stichting Sambhavna, die een eigen gratis kliniek heeft opgezet. Tienduizenden mensen die de ramp overleefden, hebben last van bijvoorbeeld hartziektes, hoofdpijn en ademhalingsproblemen.
Veel nabestaanden hebben nooit compensatie ontvangen. In 1989 betaalde Union Carbide 470 miljoen dollar voor de slachtoffers, maar een groot deel van dit geld staat nog op een bankrekening van de Indiase overheid.
Ook komen er nog steeds slachtoffers bij. Volgens omwonenden vervuilen achtergebleven chemicaliën op het fabrieksterrein hun omgeving en drinkwater. Dit zou ziektes en ontwikkelingsachterstanden bij kinderen veroorzaken. Rond de fabriek wonen 25.000 mensen.
De overheid van de staat Madya Pradesh, waar Bhopal de hoofdstad van is, ontkent dat er vervuiling is. Een deelstaatminister verklaarde deze maand dat de fabriek in de herdenkingsweek voor het eerst in vijfentwintig jaar wordt opengesteld voor publiek, zodat iedereen dat zelf kan zien.
„Onzin”, stelt Rachna Dhingri van de actiegroep Internationale Campagne voor Rechtvaardigheid in Bhopal (ICJB). „De vervuiling is ondergronds en daarom niet zichtbaar”. De actiegroep verwijst naar een onderzoek van Greenpeace in 1999, dat schadelijke stoffen heeft aangetroffen tot 682 hoger dan wat veilig is volgens de regels van het Amerikaanse ministerie van Milieu.
Dow Chemical, het bedrijf dat Union Carbide in 2001 overnam, moet voor de schoonmaak van het terrein betalen, vindt de ICJB. Het bedrijf ontkent echter aansprakelijk te zijn. Union Carbide verkocht de aandelen in de fabriek in 1994 en Madya Pradesh is officiëel verantwoordelijk voor het terrein sinds het de verhuur aan Union Carbide in 1998 beëindigde.
De actievoerders vindt dat Union Carbide er te makkelijk van af is gekomen. Ze eisen dat de toenmalige CEO van het bedrijf, Warren Anderson, voor de rechter moet komen. Volgens de ICJB is bewezen dat de meeste veiligheidsvoorzieningen in de nacht van 2 december 1982 niet operationeel waren. Daardoor kon er water in een tank met methylisocyanaatgas lekken, wat de dodelijke gaswolk veroorzaakte.
Maar Union Carbide houdt vast aan een sabotagetheorie. Het officiële dodenaantal van de ramp is 3800. Actiegroepen zeggen echter dat het werkelijke aantal veel hoger ligt, omdat veel doden direct werden begraven en gecremeerd zonder ze te tellen.